6771
slaan, op den duur is een zeker eigen vermogen onont
beerlijk. Het proces van geleidelijke vermogenstoeneming
bij de boerenleenbanken naargelang de toeneming der toe
vertrouwde middelen, waarop door de centrale banken
steeds wordt aangedrongen, mag op straffe van ondergang
dezer sociale instellingen niet worden onderbroken. M.a.w.
de reserves en de reservetoeneming der boerenleenbanken,
voor zoover deze in overeenstemming is met de toeneming
der inlagen, dienen te worden ontzien. Zulks kiemt te meer,
daar de reserves der boerenleenbanken doorgaans blijven
beneden de voor de spaarbanken usanfiëele reserves.
Ondergeteekenden verzoeken derhalve Uwe Excellentie
dringend in hef ontwerp zoodanige bepalingen op te nemen,
dat de boerenleenbanken worden gelijk gesteld met de
hiervoor genoemde spaarinstellingen en derhalve van den
belastingplicht voor de vermogensaanwasbelasting worden
vrijgesteld. Mocht zulks onverhoopt niet het geval kunnen
zijn, dan verzoeken zij Uwe Excellentie in het ontwerp voor
de boerenleenbanken althans een zoodanigen aftrekpost op
te nemen, dat een redelijke toeneming van reserves ir)
verband met de stijging der toevertrouwde middelen
gewaarborgd blijft.
In verband met het laatsfgemelde verzoek valt nog op
te merken, dat het ontwerp van wet op de vermogens
aanwasbelasting bepaald desastreuze gevolgen (zie noot op
pag. 3) voor de boerenleenbanken en derzelver centrale
instellingen zal hebben na de laatstelijk aangebrachte
wijzigingen in de in den aanhef dezes genoemde artikelen,
waardoor de vermindering van den vermogensaanwas met
5% van de waarde der bezittingen, in het beginvermogen
begrepen, is vervallen. Iedere bescherming tegen belasting
van schijnwinsten, zooals die althans nog in het oorspron
kelijk ontwerp was vervat (behoudens de ontoereikende
aftrek voor het effectenbezit bij waardeering tegen beurs
koersen), is daardoor aan de onderwerpelijke sociale
spaarinstellingen van het platteland ontvallen.
Toen om fiscaal technische redenen werd voorgesteld
om af te zien van de herwaardeering van onroerende
goederen en schepen, werd als compensatie voor het te
loor gaan van de evenfueele herwaardeeringswinsfen de
algemeene aftrekpost van 5°/o der bedragen waarvoor de