6737
250.— per H.A.
100.— per H.A.
500.per H.A.
publiceerd, waarop de achteruitgang tenminste moet wor
den vastgesteld, te weten:
O.i. moet het als toegelaten worden beschouwd, dat de
eigenaar-landbouwgebruiker op den tweeden peildatum de
waarde van zijn gronden nog vermindert met de hierboven
aangeduide minimale cijfers per H.A., tenzij hij aantoont,
dat in het betreffende geval een hoogere aftrek gerecht
vaardigd is. Dienovereenkomstig zou de pachter bij de op
stelling van zijn vermogen op den tweeden peildatum een
passief-post mogen opvoeren op basis van de hiervoor ge
noemde cijfers met mogelijk hoogeren aftrek in individueele
gevallen.
2) Ook de waardeering van den veestapel kan voor de
foepassing van de vermogensaanwasbelasfing moeilijkheden
opleveren. De waarde van bedrijfsmiddelen op den tweeden
peildatum wordt weliswaar beperkt tot 110% van de waarde
op den eersten peildatum, doch indien de bedoelde zaken
na den eersten peildatum zijn verkregen op 110% van de
waarde bij de verkrijging.
Hier denken wij aan de door oorlogsgeweld en door an
dere oorlogsomstandigheden rechtstreeks in hun veestapel
getroffen boeren, die zich somtijds aanmerkelijke offers heb
ben moeten getroosten voor de aanschaffing van nieuw
vee. Zouden zij over die reeds geleden strop in den vorm
van te duur betaalde runderen nog eens vermogensaanwas
moeten betalen? Maar wat een moeilijkheden ook in de
practijk indien voor ieder dier moet worden vastgesteld
wanneer het is verkregen. En hoe staat het met het zelfge-
fokte vee?
Er is o.i. steeds een oplossing mogelijk, dat n.l. ten aan
zien van de waardeering van den veestapel wordt goedge
vonden, dat de waarde op den tweeden peildatum in ieder
geval niet hooger zou behoeven te worden gesteld dan
110% van de waarde van den veestapel van 1940, waarbij
de veestapel als een continu bestaand bedrijfsmiddel wordt
beschouwd.
3) Ook de oorlogsslachtoffers dienen bij de uitvoering
van de wet op de vermogensaanwasbelasfing te worden
voor bouwland
voor weiland
voor tuinbouw