MAANDELIJKSCHE
MEDEDEELINGEN
VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE
BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN
No. 329
April 1946
DE VERMOGENS AANWASBELASTING.
De bezwaren tegen het Ontwerp Vermogensaanwasbelas-
ting uit een oogpunt van de belangen van den boerenstand
hebben voornamelijk betrekking op de navolgende^'punten:
1) Waardeering van landbouwgronden.
Het Wetsontwerp veronderstelt de mogelijkheid, dat de
waarde van landbouwgronden met 20% is gestegen; de
vermogensaanwas van landbouwgronden wordt immers in
de artikelen 10 en 14 uitdrukkelijk beperkt tot 20%. Deze
veronderstelling komt ons onbegrijpelijk voor. De verkoop
waarde van onbebouwde eigendommen is krachtens het
Vervreemdingsbesluit onroerende zaken gebonden aan het
peil van 1940, zoodat van vermogensaanwas ten aanzien
van landbouwgronden geen sprake is.
Ook indien men hiervan afziet is het niet duidelijk, waar
om landbouwgronden ongunstiger zouden moeten worden
behandeld dan de andere voor de uitoefening van een
bedrijf gebruikte gronden of van andere bedrijfsmiddelen,
waarvoor de belastbare vermogensaanwas beperkt is tof
10%. Wij houden het er echter voor, dat vermogensaanwas
van landbouwgronden practisch kan worden verwaarloosd.
Betreft het voorgaande in de eerste plaats den eigenaar van
landbouwgronden, ook de grondgebruiker ongeacht of
hij eigenaar of pachter is heeft naar billijkheid aanspraak
op een tegemoetkomende behandeling voor de vermogens-
aanwasbelasting. De kwaliteit van de landbouwgronden is
immers sterk achteruitgegaan, als gevolg van uitputting
door meststoftekort, slecht onderhoud van sloofen, geringe
mogelijkheid tot vernieuwing van drainage, vervuiling etc.
Vanwege de Stichting voor den Landbouw zijn cijfers ge-