6668 6. Bij het einde van de pachtovereenkomst moet de verpachter een naar billijkheid te bepalen vergoeding geven voor de verbeterin gen welke de pachter in de laatstverloopen tien jaren aan het ge- nachte heeft aangebracht. Deze verplichting bestaat echter alleen indien: a. De vordering daartoe minstens één jaar vóór het einde van de pachtovereenkomst wordt ingesteld. Eindigt de pacht om andere re den dan wegens het verstrijken van den vastgestelden duur b.v. we gens het geheel vergaan van het gepachte, dan kan de vordering nog tot drie maanden na dat einde worden aanhangig gemaakt. b. Aan den verpachter tijdig mededeeling is gedaan van de voor genomen verbetering onder opgave van de geschatte kosten. Deze mededeelig moet schriftelijk geschieden. c. De verpachter zich niet binnen een maand na ontvangst van de sub b. bedoelde mededeeling tegen de verbetering heeft verzet. Mocht hij zich inderdaad verzetten, dan kan dit op vordering van den pach ter door de Grondkamer worden ongegrond verklaard. Vergoeding voor de verbeteringen door den pachter aangebracht moet ook worden gegeven indien de Grondkamer bij het verleenen van machtiging aan den pachter om bestemming, inrichting of ge daante van het genachte te veranderen (zie sub 6 van de verplichtin gen van den pachter) recht op vergoeding heeft toegekend. Tenslotte nog een paar algemeene opmerkingen: A. Eigendomsovergang van het verpachte heeft alleen ten gevolge, dat ^e nieuwe eigenaar in alle rechten en plichten van zijn voorganger treedt. Dit geldt echter niet voor die rechten en verplichtingen welke vóór den eigendomsovergang reeds opeischbaar waren b.v. vervallen pacht. B. Bij hypotheekaeten wordt als regel bedongen, dat het den hypotheekgever zonder toestemming van zijn schuldeischer niet ge oorloofd is het onderpand aan derden te verhuren of te verpachten. Doet hij dit toch, dan kan de schuldeischer die dit beding heeft ge maakt, vernietiging van zulk een huurovereenkomst vorderen. Het Pachtbesluit heeft op dit punt de bevoegdheid van den hypothecairen crediteur beperkt. Door hem kan n.1. geen vernietiging van een tegen zijn wil gesloten pachtovereenkomst meer worden gevorderd indien de Pachtkamer heeft verklaard, dat de verpachting den waarborg van den hvpothecairen schuldeischer niet aantast. C. Onder de oude Pachtwet afgesloten pachtovereenkomsten voor onbepaalden tijd worden thans geacht te zijn aangegaan voor twaalf jaren voorzoover het hoeven betreft en voor zes jaren voor los landr met dien verstande dat het laatste jaar voortduurt tot het volgens het plaatselijk gebruik voor ontruiming geldende tijdstip. Pachtovereenkomsten welke voor onbepaalden tijd waren aangegaan, konden volgens de oude wet worden opgezegd zoodra zij tenminste vijf jaren hadden geduurd en bij het aangaan van de overeenkomst het voorbehoud was gemaakt tot opzegging indien de verpachter zelf of diens bloed- of aanverwanten in de rechte nedergaande linie het gepachte in gebruik wilden nemen. Dit recht tot opzegging van deze overeenkomsten is bij overgangsbepaling gehandhaafd. K 1951

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1943 | | pagina 12