6666
Het Pachtbesluit.
aangewend, alsmede indien de S.G. vrijstelling van die aanschaffing
verleent.
Betreft het de overname van onroerende goederen, dan moet het
ingeschreven bedrag worden besteed vooi wederaanschaffing van on
roerend goed of voor den herbouw daarvan. De S.G. bepaalt welk
deel ten hoogste voor wederaanschaffing mag worden aangewend.
De rest moet voor wederopbouw gereserveerd blijven. Hij gelast de
uitbetaling zoodra de rechthebbende aan zijn verplichting heeft vol
daan en naarmate de herbouw vordert. Heeft hij redelijkerwijze ze
kerheid verkregen, dat de rechthebbende aan zijn verplichtingen zal
voldoen, dan kan ook eerder opdracht tot uitbetaling worden gege
ven. Is bij de inschrijving melding gemaakt van het bestaan van
hypotheken of andere zakelijke rechten dan moet de rechthebbende
eerst een regeling met de houders van die rechten hebben getroffen
voordat opdracht tot uitbetaling wordt gegeven. De rechten van de
hypotheekhouders zijn dus op deze wijze veilig gesteld. De voor hen
getroffen regeling vertoont veel overeenstemming met die welke in
het leven is geroepen voor de hypotheken rustende op perceelen
welke door oorlogsgeweldschade zijn getroffen (Zie Mededeelingen
van Maart 1943 bldz. 6582).
Tenslotte is nog bepaald, dat het Rijk in ieder geval rechtsgeldig
is gekweten door de uitbetaling aan hem die op het tijdstip van de
overname van het goed bij het kadaster als rechthebbende bekend
stond, voorzoover het onroerend goed betreft, of aan hem die het
goed in feite onder zich had voorzoover het om roerende goederen
gaat. Zoolang echter de uitkeering niet heeft plaats gehad is ieder
andere belanghebbende bevoegd om van zijn recht te doen blijken
en den S.G. te verzoeken de uitbetaling aan hem te doen plaats
vinden resp. de inschrijving in het Grootboek te zijnen name te stel
len. Als voorbeeld kan hierbij worden aangehaald de zekerheids
overdracht van vee. Dit vee blijft in gebruik bij den debiteur die het
dus in feite onder zich heeft en als zoodanig de uitkeering .zal ont-
vangen tenzij de crediteur aan wien het vee in eigendom is over
gedragen tijdig aan den S.G. verzoekt zelf voor het ontvangen van
de uitkeering in aanmerking te mogen komen.
2e vervolg. (Zie „Mededeelingen" no. 316 blz. 6625 en no. 318 blz. 6654).
De pachter is verder gehouden om:
1. Voor zijn rekening te nemen de geringe en dagelijksche repara-
ticn welke volgens het plaatselijk gebruik te zijnen laste komen
zooals b.v het herstellen van gebroken ruiten en moet het verrich
ten van dringende, ten laste van den verpachter komende repara-
tiën gedoogen.
2. Aan den verpachter de schade te vergoeden welke aan het ge
pachte wordt toegebracht tenzij hij bewijst, dat deze schade is ont
staan buiten de schuld van hemzelf, van zijn huisgenooten en van
hen die met zijn toestemming op het gepachte verblijven.
3. De levende en doode have, met inbegrip van voorraden en pro
ducten, tegen brandgevaar te verzekeren. Komt hij deze verplichting
niet na of blijft hij met de premiebetaling in gebreke, dan kan de ver-