wij genoodzaakt de uitbreiding van het Rentekorting-
Contingent reeds op 1 October 1943 te doen ingaan.
Daar wij mogen aannemen, dat de boerenleenbanken
bij de contingenteering der spaargelden en der credit-
gelden in loopende rekening volgens de door ons aan
gegeven algemeene richtlijnen hebben gehandeld, zal
deze uitbreiding van het Rentekorting-Contingent voor
de meeste dezer banken geen groote bezwaren opleve
ren. Immers door den grooten geld-toevloed in den loop
van 1943 zijn de saldi, waarover de boerenleenbanken
zelve een lagere rente vergoeden, vanzelfsprekend ook
in omvang toegenomen.
Met ingang van 1 October 1943 zal het Rentekorting-
Contingent voorloopig tot wederherroep door ons wor
den vastgesteld naar den volgenden maatstaf:
1. Het Rentekorting-Contingent, als vastgesteld op
grond van onze meergenoemde rente-circulaire no. 169
dd. 25 November 1942
PLUS:
2. 40% van het meerdere tegoed in loopende reke
ning, dat een boerenleenbank per 31 Augustus 1943 bij
de Centrale Bank had boven haar tegoed in loopende
rekening bij de Centrale Bank per 31 October 1942.
De uitbreiding van het Rentekorting-Contingent heeft
dus plaats 'op den grondslag van de meerdere middelen,
die na 31 October 1942 door een boerenleenbank bij de
Centrale Bank in loopende rekening zijn geplaatst. (Een
boerenleenbank, waarvoor op grond van onze circulaire
no. 169 nog geen contingent werd vastgesteld, komt
thans wèl onder de contingenteering te vallen op grond
van het sub 2 bepaalde).
Een voorbeeld moge de wijze van regeling van het
Rentekorting-Contingent nader belichten:
De boerenleenbank te A. heeft op grond van de
rentecirculaire no. 169 dd. 25 November 1942 een Rente
korting-Contingent van 15.000.Haar tegoed in loo
pende rekening bij de Centrale Bank bedroeg op 31 Oc
tober 1942 144.900.— en op 31 Aug. 1943 189.900.—.
Het meerdere tegoed in loopende rekening bij de Cen-
6650