6644
geven omschrijving, degenen die rechtstreeks en zonder
tusschenpersoon de leiding van het bedrijf hebben, zoo
dat personen, die zelf niet het boeren- of tuindersbedrijf
uitoefenen, niet als verkrijgers mogen optreden, even
min als instellingen of vereenigingen.
De Grondkamers hebben deze definitie steeds eng ge
ïnterpreteerd. Dit had tot gevolg, dat zij slechts die
personen als landgebruikers beschouwden, welke het
land- of tuinbouwbedrijf als hoofdberoep uitoefenden.
Anderen konden niet voor het verkrijgen van toestem
ming voor den aankoop van een perceel land in aan
merking komen. Toen dan ook een deurwaarder, die
naast zijn hoofdberoep, als nevenbedrijf een fruitkwee-
kerij exploiteerde, toestemming verzocht voor den aan
koop van een perceel weiland, moeras en ruigte, werd
dit verzoek door de provinciale Grondkamer afgewezen
daar volgens haar zienswijze het zijn van deurwaarder
moest worden aangemerkt als de hoofdwerkzaamheid
van den verzoeker, zoodat hij niet als landgebruiker in
den zin van het besluit kon worden beschouwd. De be
trokken deurwaarder wenschte zich echter niet bij deze
uitspraak neer te leggen en ging daarom in hooger be
roep bij de Centrale Grondkamer te Arnhem, die hem
bij haar beslissing van 29 Maart 1943 in het gelijk stel
de. Zij overwoog daarbij, dat door het feit, dat de ver
zoeker deurwaarder is, op zich zelf nog geenszins be
hoeft vast te staan, dat hij daarom ook geen landgebrui
ker is. Op grond van de omstandigheid, dat hij een
fruitkweekerij exploiteerde, in den loop der jaren on
geveer 7 H.A. land had ontgonnen en daarenboven ook
het land voor welks aankoop thans toestemming was
gevraagd, in ontginning wilde brengen, was de Centrale
Grondkamer in tegendeel van oordeel, dat de deurwaar
der ten aanzien van het onderhavige perceel land wel
als landgebruiker was te beschouwen, zoodat de ge
vraagde toestemming voor den aankoop daarvan alsnog
werd verleend.
Het zal onze lezers ongetwijfeld interesseeren van
deze verruimde zienswijze kennis te nemen.
K 1951