Inderdaad zijn deze kwitanties voortaan zegelvrij.
Het maakt immers geen verschil of men bij de bank
gelden stort voor rentebetaling dan wel voor andere
doeleinden op de uitoefening van het bankbedrijf be
trekking hebbende.
Als debiteur voor een geldleening neme men
slechts dengene, voor wien het geleende geld
werkelijk bestemd is.
Bij een enkele boerenleenbank hebben wij wel eens
moeten constateeren, dat haar Bestuur, voorziende dat
voor een bepaalde belegging als zijnde te riskant zeker
geen goedkeuring van de Centrale Bank zou worden
verkregen, zich uit misplaatst medelijden of om eenige
andere reden liet verleiden den aanvrager toch aan een
voorschot of crediet te helpen. Men trachtte dit dan
voor de Inspectie verborgen te houden door een ander
als tusschenpersoon te laten optreden, te wiens name
de leening werd gesteld en die als debiteur de schuld
bekentenis onderteekende.
Al te gemakkelijk is zulk een tusschenpersoon ge
neigd een dergelijke onderteekening louter als forma
liteit te beschouwen. Eerst wanneer het te laat is,
pleegt hij zich te realiseeren, dat juridisch niet degene,
die uiteindelijk het geld in handen krijgt, doch hij zelf
door de onderteekening debiteur wordt.
Zoolang hij, die uiteindelijk het geld ontvangt, voor
tijdige betaling van rente en aflossing zorgt, zullen er
wel geen moeilijkheden rijzen. Door achteruitgang van
zaken of anderszins kan er echter een tijd komen, dat
deze persoon zelf rente en aflossing niet meer kan op
brengen. Er ontstaat dan geleidelijk aan achterstand,
welke ten slotte een dergelijken omvang aanneemt, dat
het Bestuur zich genoodzaakt ziet de rechtskundige af-
deeling van de Centrale Bank met het invorderen van
de resteerende schuld te belasten.
6605