6580
daarom gewenscht voor nog eens op overzichtelijke
wijze ter kennis van onze Boerenleenbanken te brengen
welke voorschriften dienaangaande op het oogenblik
van kracht zijn.
I. Onroerende goederen.
Wordt door oorlogsgeweld schade toegebracht aan
onroerende goederen, dan wordt de grootte daarvan
bepaald door het verschil tusschen de waarde van het
goed vóór en na de beschadiging. Voor de vaststelling
van de waarde van het goed vóór de beschadiging is als
basis gehandhaafd de normale verkoopwaarde op 9 Mei
1940, resp. de boekwaarde van het onroerend goed in
dien de verkoopwaarde niet kan worden vastgesteld.
Hoe deze boekwaarde wordt bepaald, werd reeds uit
voerig in nummer 288 van de Mededeelingen uiteen
gezet, zoodat daarop in dit artikel niet nader meer be
hoeft te worden ingegaan.
Aanvankelijk was het de bedoeling om de schade, toe
gebracht aan het onroerend goed, vermeerderd met de
schade welke de getroffene aan zijn bedrijfs- en handels
voorraden had geleden, volledig te vergoeden voorzoo
ver zij de 50.000,niet te boven ging terwijl voor het
meerdere een bijdrage zou worden verleend van 90%.
Bij Besluit van 23 Februari 1942 is echter deze restrictie
vervallen met terugwerkende kracht tot 4 December
1940, zoodat thans volledige vergoeding wordt toege
kend, ongeacht de grootte van de schade welke men
geleden heeft. Van deze belangrijke wijziging werd
reeds eerder kennisgeving in de Mededeelingen gedaan
(no. 301 bldz. 6452).
Met het toekennen van deze schadevergoeding beoogt
het Rijk op de eerste plaats het herstel of de herbouw
mogelijk te maken van beschadigde en verwoeste ge
bouwen, wat voor de Nederlandsche volksgemeenschap
van het grootste belang is. Daarom worden de bijdra
gen wegens schade aan de gebouwde onroerende goe
deren overkomen, als regel niet terstond in geld uit
betaald, doch ingeschreven in het Grootboek voor den
Wederopbouw, dat zijn kantoor heeft te 's-Gravenhage.