6578
in de kringen der z.g. zwarte handelaren ontstaan zullen
wij maar niets zeggen. Doch ook bij tal van bonafide
personen en ondernemingen op het platte land ontstond
een zekere opwinding.
Hoe dikwijls is van de zijde der boerenleenbanken
reeds met woord en geschrift verkondigd, dat de boe
ren, tuinders en andere bewoners van het platteland
hun gelden het best bij de boerenleenbanken kunnen in
leggen? Wie teveel contant geld in huis heeft loopt bij
brand, bominslag, inbraak e.d. groote risico's van ver
lies, terwijl nog nooit in de 40 jaren van het bestaan
van het coöperatief landbouwcrediet in Nederland een
spaarder of loopende rekeninghouder bij een onzer aan
gesloten boerenleenbanken ook maar één cent is tekort
gekomen. Integendeel, steeds heeft men een behoorlijke
rentevergoeding ontvangen. De maatregel, thans geno
men ten aanzien van de bankbiljetten van 1000,en
500,biedt een nieuw argument voor belegging van
beschikbare gelden bij de eigen boerenleenbank!
De omstandigheden maken het werkelijk niet noodig
om reclame te maken voor de boerenleenbank als spaar
bank; de boerenleenbanken hebben tengevolge der in
krimping van de bedrijven en dergelijke omstandighe
den eerder een teveel dan een te weinig aan inlagen,
temeer waar de uitleeningsmogelijkheden beperkt zijn.
Maar het belang der plattelandsbevolking zélve brengt
wel mede, dat er op gewezen wordt, dat gelden bij de
boerenleenbanken geplaatst onder omstandigheden
meer waarborg bieden dan onnoodig groote bedragen
aan kasgeld, die in huis worden gehouden. Wij zijn ervan
overtuigd, dat zelfs al zou de boerenleenbank geen rente
vergoeden, onder de huidige omstandigheden, nu het
voordeel van een solied banktegoed zoo sterk op den
voorgrond treedt, veel geld zou worden ingelegd. Veel
geld wordt immers bij de boerenleenbank gebracht niet
omwille van de rente doch in hoofdzaak om wille van
de veiligheid.
Nu er, vanwege de verordening betreffende de in
trekking der bankbiljetten van 1000,— en 500,