6551
niet-leden. Voor saldo's tot resp. 4000.en 2500.
blijft men de thans vastgestelde hoogere rente vergoe
den, terwijl van de meerdere rente-vergoeding voor be
dragen boven het vastgestelde maximum een zeker
percentage (b.v. 15 of 20%) wordt afgetrokken.
Een voorbeeld van de wijze van renteberekening zal
dit duidelijk maken. Stel dat bovenbedoelde grens voor
leden is vastgesteld op 4000.Alsdan berekent men
eerst de rente over de geheele spaarrekening (dus ook
over het tegoed boven 4000.tegen de gewone rente
(b.v. 2.70%), dus:
Einde 1943 bedraagt de rente, welke door de boeren
leenbank aan een lid moet worden vergoed voor een
rekening, waarvan het saldo grooter dan 4000.—- is of
geweest is, berekend a 2.70% 250.
Over 4000.geldt de volle rente van 2.70%
zonder korting 108.
Verschil 142.
Dit verschil is dus de rente-vergoeding voor het
tegoed boven de grens van 4000.en over dit ver
schil wordt een rentekorting van b.v. 15% gerekend of
21.30.
De totale rentevergoeding op deze rekening is dus
250.— min 21.30 of 228.70.
Deze methode van renteberekening is weliswaar niet
voor alle boerenleenbanken doelmatig, doch kan onder
omstandigheden aanbeveling verdienen, speciaal wan
neer bij een bank geen grootere of ongedurige inlagen
voorkomen en de toevloed der inlagen gelijkmatig over
de geheele lijn plaats heeft gehad.
De in het vorenstaande genoemde grenzen van
4000.en 2500.alsmede het percentage der toe
te passen reductie zijn uiteraard slechts als voorbeeld
bedoeld en boerenleenbanken, die voor deze methode
voelen, zullen rekening houdend met de omstandighe
den, waarin zij verkeeren, zelf die grenzen moeten vast
stellen.