6545
Antwoord: De Centrale Bank maakt er meestal geen
bezwaar tegen, indien een boerenleenbank, die over rui
me middelen beschikt, wat belegging zoekt. De beleg
ging moet natuurlijk soliede zijn en er moeten geen on
verantwoord groote bedragen worden belegd, want na
den oorlog komt er vermoedelijk weer vraag naar be
drijfskapitaal. Het kan echter aanbeveling verdienen,
dat een bank wat geld belegt; zie in „Mededeelingen"
no. 300 van Februari 1942 het artikel „De rentabiliteit
der boerenleenbanken".
Het is echter een andere vraag, of een boerenleen
bank verstandig doet door, zoodra zij eenige belegging
kan doen, een contingenteering tegen lagere rente van
grootere inlagen achterwege te laten. In de eerste
plaats leidt zulks meestal niet tot een voldoende ver
betering van de rentabiliteit, want door een belegging
kan men hoogstens de nadeelen opvangen van extra
aflossingen en gebrek aan vraag naar voorschotten
of credieten. Daarnaast wordt op deze wijze het eigen
lijke doel der contingenteering niet bereikt. Dit doel
is immers vooral te zorgen, dat over abnormaal groote
en ongedurige tegoeden geen al te hooge rente wordt
vergoed. Want dergelijke tegoed-saldi worden bij de
boerenleenbanken weggehaald, zoodra de bedrijven
zich weer gaan uitbreiden of zoodra de inlegger het
geld op andere wijze beter kan gebruiken. Zou de boe
renleenbank juist voor dergelijke inlagen vaste beleg
ging gaan zoeken, dan gaat zij doen, wat de inleggers
van ongedurige middelen zélf niet willen doen!
Zoekt een boerenleenbank belegging, dan moet zij
die zoeken tegenover gedurige, stabiele inlagen, waar
van een gedeelte volgens de ervaring wat vaster kan
worden belegd, maar zulk een belegging dient geen
verband te houden met abnormaal groote of ongedu
rige inlagen, die maar zeer tijdelijk van aard zijn. Het
doel der vaste belegging zij dus niet om over dergelijke
ongedurige inlagen een hoogere rente te kunnen ver
goeden, want zulks is principieel onjuist. Het doel dei-
belegging zij slechts de rentabiliteit der boerenleen-