6547
voor, dat een inlegger voor zijn tegoed een andere re
geling wenscht, omdat hij om een of andere reden
meent dit voor een niet-erfgenaam te moeten reser
veeren. Zulk een inlegger komt dan aan den kassier
van de Boerenleenbank vragen, of hij zijn doel niet
kan bereiken door reeds tijdens zijn leven het tegoed
te laten overboeken op naam van degenen, aan wien hij
het heeft toegedacht. Dit is inderdaad mogelijk, mits de
inlegger zich er rekenschap van geeft, dat hij zelf vanaf
het moment der overboeking ophoudt rechthebbende
op het tegoed te zijn. Wil hij ook in de toekomst blij
ven beschikken over het tegoed of over de te verschij
nen rente, dan moet hij zich daartoe door den begif
tigde laten machtigen. Hieruit volgt dat:
1. zoodra de begiftigde meent zich tegen verdere uit
betalingen aan den oorspronkelijken inlegger te
moeten verzetten, de Boerenleenbank zich hierbij
heeft neer te leggen en niet mag toelaten, dat door
den oorspronkelijken inlegger nog verder over het
tegoed zou worden beschikt, zelfs niet al zou hij
optreden als aanbrenger van het boekje.
2. indien de overboeking buiten medeweten van den
begiftigde is geschied, verdere uitbetalingen aan
den oorspronkelijken inlegger eveneens dienen
achterwege te blijven, daar in dat geval laatstge
noemde niet geacht kan worden op te treden als
gemachtigde van den begiftigde, die immers ner
gens van weet en dus vanzelf ook niemand kan
hebben aangewezen om met betrekking tot het
tegoed zijn belangen waar te nemen.
Bijna altijd is het echter de bedoeling van den inleg
ger om, zoolang hij nog blijft leven, in volle vrijheid
over het tegoed te kunnen beschikken. In de praktijk
is daarom bovenstaande oplossing als regel onbruik
baar.
Maar kan dan, zoo wordt gevraagd, de persoon voor
wie de inlegger het tegoed bestemd heeft, niet schrifte
lijk worden gemachtigd om het namens hem in ont-