goedkeuring der Centrale Bank het algemeen rente
tarief kunnen vaststellen en wijzigen en dat haar Be
stuur bevoegd is te bepalen boven welke bedragen (ge
val voor geval door het Bestuur te bepalen) lagere
renten over inleggelden worden vergoed.
Ad 1. Algemeen rentetarief.
Daar onze Centrale Bank haar algemeen rentetarief
niet heeft veranderd doch slechts een rentekorting toe
past over een gedeelte van het tegoed eener boeren
leenbank bij onze Centrale Bank, zal het bij zeer vele
boerenleenbanken niet noodig zijn, dat zij in haar al
gemeen rentetarief wijziging aanbrengen en bijvoor
beeld den rentevoet voor ingelegde gelden in zijn ge
heel verlagen. De meeste boerenleenbanken vergoeden
een spaarrente liggende tusschen 2Yi en 2.70%, een
depositorente liggende tusschen 2% en 3% en een cre
ditrente in loopende rekening liggende tusschen 1 en
2M%. Meestal wordt aan leden en huisgenooten een
wat hoogere rente vergoed dan aan niet-leden.
Er zullen echter ook boerenleenbanken zijn, die ten
einde haar rentabiliteit te bewaren moeten overwegen,
in hoeverre zij haar algemeen rentetarief moeten her
zien; vooral geldt zulks voor de boerenleenbanken, wel
ker algemeen tarief voor spaar-, deposito- of credit
rente in loopende rekening aan den hoogen kant is. Van
de boerenleenbanken, waarbij een wijziging van het
algemeen rentetarief noodig is, zien wij gaarne de wij-
zigingsbesluiten ter goedkeuring tegemoet.
Men legge de besluiten tot wijziging van het algemeen
rentetarief tijdig ter goedkeuring aan de Centrale Bank
voor en make de voorgenomen wijziging niet aan de
rekeninghouders bekend, alvorens de goedkeuring der
Centrale Bank verkregen is.
Ad 2. Contingenteering.
Zal het dus voor de meeste boerenleenbanken niet
noodig zijn, dat zij haar algemeen rentetarief als onder
1 bedoeld wijzigen, wèl zal het voor bijna alle boeren
leenbanken noodig of wenschelijk zijn, dat zij een
6532