6534
dien hoofde minder winst maken. De contingenteering
bij de plaatselijke boerenleenbanken moet dus ook wor
den beschouwd als een middel om hare rentabiliteit
binnen redelijke grenzen op te voeren of op peil te
houden.
c) Zoowel op den onder a als op den onder b aan-
gevoerden grond is het veelal noodig, dat een boeren
leenbank de contingenteering met lagere rente over een
ruimer totaalbedrag doorvoert dan het bedrag van het
Rentekorting-Contingent, hetwelk door de Centrale
Bank is vastgesteld. Heeft de Centrale Bank het Rente
korting-Contingent van een bepaalde boerenleenbank
bijvoorbeeld op 19.000.-vastgesteld, dan kan het
verstandig zijn, dat deze boerenleenbank op haar beurt
bij haar inleggers over een totaal bedrag van bijvoor
beeld 30.000.een contingenteering met lage rente
toepast. Zulks komt aan de winst der boerenleenbank
ten goede, terwijl wordt voorkomen, dat de boerenleen
bank regelmatig haar contingenten moet herzien. Er
dient dus de noodige speling te zijn.
d) Bij de doorvoering eener contingenteering met
lage rente moet een boerenleenbank er op bedacht zijn,
dat zij trouwe spaarders met stabiele, gedurige spaar
tegoeden niet afstoot. Juist dat rustige spaargeld
vormt steeds de ruggegraat eener boerenleenbank. Een
inlegger, die reeds vele jaren lang een tegoed van bij
voorbeeld 3 a 5000.— bij de boerenleenbank heeft
gehad, vertegenwoordigt een grooter belang dan een
inlegger, die plotseling door de tijdsomstandigheden
veel geld beschikbaar heeft en nu bijvoorbeeld 10 a
15.000.bij de bank komt plaatsen, een inlage waar
van men het blijvend karakter moet betwijfelen. Daar
naast mogen echter de nieuwe inlagen niet in haar
geheel worden geweerd, want iedere goede nieuwe in
legger kan een aanwinst voor de toekomst beteekenen.
Er is evenwel geen bezwaar tegen om het gedeelte van
het saldo, waarover een hooge rente wordt vergoed,
voor de oude trouwe inleggers wat hooger vast te stel
len dan voor de nieuwelingen. Ook voor de normale