6474
De boerenleenbanken en alle andere coöperatieve in
stellingen worden door deze drie nieuwe belastingen
getroffen. Wij zullen met enkele woorden de nieuwe
heffingen uitstippelen, vanzelfsprekend maakt deze
schematische aanduiding geen enkele aanspraak op vol
komenheid.
1. De ondernemingsbelasting is een heffing op alle
ondernemingen en wel ten behoeve van de gemeenten.
Zij wordt geheven zoowel van het bedrijfskapitaal als
van het bedrijfsinkomen. In de meeste gevallen geldt
practisch bij een boerenleenbank de werkelijke reserve
als bedrijfskapitaal. De heffing zal bedragen 0.48% van
het bedrijfskapitaal per 31 December 1941. Daarnaast
wordt geheven 12% van de bedrijfsopbrengst 1941, d.i.
practisch derhalve bij de meeste boerenleenbanken
12% van de fiscale winst. Een boerenleenbank met een
reserve van 20.000.en een fiscale jaarwinst van
1700.zal vermoedelijk aan Ondernemingsbelasting
m 1942 moeten opbrengen: 0.48% van 20.000.is
96.—, plus 12% van 1700.— is 204.tesamen
300.Uiteraard is deze berekening zeer schematisch
en rond.
2. De Vennootschapsbelasting treedt in de plaats
van de Winstbelasting. Zij wordt geheven over de
fiscale jaarwinst. Hierbij mag de op een jaar druk
kende Ondernemingsbelasting als onkosten in minde
ring worden gebracht, de op een jaar drukkende Ven
nootschapsbelasting echter niet. Ook komen uitgaven
te algemeenen nutte en uitgaven voor liefdadige, kerke
lijke en dergelijke doeleinden niet voor aftrek in aan
merking, de hiervoor uitgegeven bedragen worden dus
door de belasting getroffen. Een zeer globaal voorbeeld:
de bedrijfswinst eener boerenleenbank bedraagt volgens
haar balans over 1941 1200.terwijl in 1941 door
deze bank 400.aan winstbelasting werd betaald en
100.uit de winst voor sociale doeleinden werd ge
geven. De fiscaal belastbare winst wordt dan op
1700.gesteld. Hierover moet 30% derhalve 510.
aan Vennootschapsbelasting worden opgebracht.