6363 1900 20 0.2 252 79.9 84.7 1910 636 30.3 267 110.9 164.3 1920 1201 238.4 284 216.8 273.0 1930 1289 480.1 295 429.8 375.4 1931 1294 457.4 290 449.2 439.2 1932 1294 421.0 290 446.2 511.4 1933 1296 419.0 291 465.9 528.7 1934 1295 426,5 290 484.7 539.5 1935 1298 424.0 290 484.2 540.0 1936 1299 431.0 279 495.1 545.7 1937 1300 470.8 281 554.9 602.6 1938 1315 479.8 268 562.4 678.8 1939 1315 454.3 267 514.9 670.2 Opgemerkt zij dat uitsluitend de spaargelden der boerenleenbanken en niet de bij deze instellingen in rekenmg-courant gedeponeerde bedragen in deze sta tistiek zijn verwerkt. Onder de rubriek „aantal" is het aantal boerenleenbanken resp. het aantal bijzondere spaarbanken weergegeven, waarop de cijfers betrek king hebben. Aan de paragraaf over de werking van het coö peratief georganiseerde landbouwcrediet ontlee- nen wij het volgende: Uit den omvang en groei van het boerenleenbank wezen, zooals wij deze in enkele trekken hebben aan gegeven, kan met zekerheid worden afgeleid, dat de Nederlandsche land- en tuinbouwer sedert de groote crisis van 188090 bij de intensiveering en den weder opbouw van zijn bedrijf op zeer vérgaande wijze van zijn coöperatief credietapparaat heeft geprofiteerd. Tienduizenden voorschotten en credieten met loop tijden varieerend van eenige maanden tot tientallen van jaren en van bedragen uiteenloopend van eenige tientallen tot meerdere duizend guldens werden te zijner beschikking gesteld. De aandrang van de zijde Jaartal Boerenleenbanken Bijz. Spaarbanken R. P. S. aantal bedrag aantal bedrag

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1941 | | pagina 7