6259 stuk 40) is bepaald, op welke wijze door het Rijk zal worden tegemoet gekomen in de stoffelijke schade aan Nederlandsche onderdanen door oorlogsgeweld over komen. Het gaat hier dus om een bijdrage in de oor- logsgeweldschade, welke schade goed te onderscheiden is van de z.g. defensieschade. Wie defensieschade heeft geleden (bijv. tengevolge van inundatie, vordering, aan leg van verdedigingswerken) had reeds een wettelijke aanspraak op schadevergoeding op grond der Wet Staat van Oorlog en Beleg, der Wet Militaire Inundatien en der Algemeene Vorderingswet. Wie echter door oor- logsgeweldschade is getroffen, had voorheen geen wet telijk gefundeerde aanspraak op schadevergoeding, doch verkrijgt thans op grond van dit Besluit een recht matige aanspraak op tegemoetkoming in de schade, die hem trof. Voor het verschil tusschen Oorlogsgeweld- schade en Defensieschade zie men „Mededeelingen" no. 282 blz. 6137. Wij zullen vanwege het groote belang voor velen ten plattelande een aantal voorname bepalingen uit dit be langrijke Besluit, dat blijkens artikel 23 genoemd wordt: Besluit op Materieele Oorlogsschaden verkort weergeven. Art. 1. Als door oorlogsgeweld veroorzaakte schade wordt aangemerkt iedere schade, die door oorlogsge weld, hetzij van Nederlandschen hetzij van vreemden oorsprong, is toegebracht aan onroerende goederen of aan zoodanige roerende goederen, die tot een bedrijf behooren of het uitoefenen van een beroep dienen, dan wel aan huisraad, voorzoover deze goederen ten tijde van het ontstaan der schade toebehoorden aan Neder landsche natuurlijke of rechtspersonen of aan Neder landsche onderdanen en binnen de Nederlandsche gren zen door oorlogsgeweld zijn getroffen. Dit Besluit heeft o.a. geen betrekking op schaden die in verband met den financieelen toestand van den ge troffene van zoo geringe beteekenis moeten worden ge acht, dat zij naar het oordeel van het Departement van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1941 | | pagina 3