6248
Inzage van zegelplichtige stukken bij plaatse
lijke boerenleenbanken.
Het is jarenlang een strijdvraag geweest of de boe
renleenbanken, opgericht volgens de wet van 1855, ver
plicht zijn aan de Ontvangers der Registratie inzage te
geven van zegelplichtige stukken, opdat zij kunnen na
gaan of en in hoeverre de bepalingen der zegelwet wor
den toegepast. Vast stond, dat boerenleenbanken, op
gericht in den vorm eener coöperatieve vereeniging tot
het verstrekken van een dergelijke inzage verplicht
waren.
Reeds jaren geleden werd na een voor de Rechtbank
te 's-Bosch gevoerde proefprocedure uitgemaakt, dat
de Ontvangers der Registratie bij boerenleenbanken
volgens de wet van 1855 (dus niet coöperatief) opge
richt geen inzage van zegelplichtige stukken konden
vorderen. Vandaar dat de boerenleenbanken, welke
volgens de wet van 1855 zijn opgericht, op ons advies
principieel steeds weigerden om zegelplichtige stukken
ter inzage te verstrekken.
Thans is echter door de Rechtbank te Utrecht uitge
maakt, dat ook de volgens de wet van 1855 opgerichte
boerenleenbanken aan de Ontvangers der Registratie
inzage van zegelplichtige bescheiden moeten verleenen.
Terwijl de rechter vroeger steeds aannam dat een aldus
opgerichte boerenleenbank geen „koopman" was in den
zin der wet en dienovereenkomstig geen „bedrijf" uit
oefende, daar bij haar geen commercieel winstdoel
werd aangenomen, is bij rechterlijk vonnis te Utrecht
uitgesproken dat een boerenleenbank wèl een bedrijf
uitoefent in den zin der zegelwet, daar zij zich zuiver
economische transacties ten doel stelt, te bereiken door
middel van bank-handelingen.
Het practische gevolg dezer beslissing is, dat ook de
boerenleenbanken, welke volgens de wet van 1855 zijn