6170
Bij circulaire no. 146 d.d. 29 Augustus 1940 schreven
wij aan onze Boerenleenbanken in zake de nieuwe
Winstbelasting o.m. het volgende:
Op 3 Augustus 1940 is de Verordening betreffende de
heffing eener Winstbelasting in werking getreden. Uit
den tekst der Verordening, die in hoofdzaak samenvalt
met het destijds door de Tweede Kamer aangenomen
Wetsontwerp Winstbelasting, is af te leiden, dat ook
de Boerenleenbanken onder deze belasting vallen.
De winstbelasting zal voor het eerst worden geheven
over het boekjaar, eindigend op 31 December 1939. De
belasting zal bedragen 10% der belastbare winst plus
15 opcenten voor de gemeenten, derhalve llM%. De
Dividend- en Tantièmebelasting alsmede de belasting
op de Doode Hand zijn vervallen.
Onder belastbare winst wordt verstaan het verschil
tusschen het zuiver vermogen der Boerenleenbank bij
het einde van het boekjaar en het zuiver vermogen bij
het begin van het boekjaar. Het zuiver vermogen aan
het einde van het boekjaar wordt vermeerderd met het
geen in den loop van het jaar aan het vermogen anders
dan voor bedrijfsdoeleinden is onttrokken. Tot de pas
siva, welke bij de berekening van het zuiver vermogen
in mindering van de activa kunnen worden gebracht,
behooren de speciale reserves tegen aanwijsbare risi
co's, bijvoorbeeld afschrijvingen op debiteuren. In min
dering van de belastbare winst mogen worden gebracht
de genoten dividenden op aandeelen bijv. van de Coö
peratieve Centrale Boerenleenbank, de Boeren-Hypo-
theekbank, de Borgmaatschappij en de Nederlandsche
Landbouwbank.
Iedere Boerenleenbank is verplicht vóór 1 September
1940 aangifte te doen van het Zuiver Vermogen per 31
December 1938 (het overgangstijdstip) alsmede van de
grondslagen, welke bij het opstellen van het zuiver ver
mogen zijn gevolgd en voortaan zullen worden gevolgd.
Voorts moet iedere Boerenleenbank aangifte doen van
de belastbare winst binnen een maand nadat deze is
vastgesteld, doch uiterlijk 30 Juni van ieder jaar.