6182
moet hier onderscheid worden gemaakt. Daar is eer
stens de z.g. defensieschade, dat is de schade welke
veroorzaakt is door maatregelen van de Nederland-
sche militaire autoriteiten op grond van de inundatie-
wet, de vorderingswet en de oorlogswet. Die schade
wordt volgens wettelijke regelen vastgesteld en men
heeft juridisch aanspraak op vergoeding. Deze defen
sieschade is bij een aantal leden (debiteuren en niet-
debiteuren) van boerenleenbanken, vooral in de ver
sterkte linies, zeer belangrijk. Voor een dergelijke
schade heeft de benadeelde dus een rechtstreeksche
aanspraak op 's Rijks schatkist, die tot in details bij de
wet geregeld is. Wij hebben er intusschen nog geen
kijk op hoeveel deze defensieschade in totaal beloopt,
er zijn zoo ontzettend veel land- en tuinbouwers, die
er met perceelen en perceelsgedeelten bij betrokken
zijn, waar schuilloopgraven, verdedigingswerken, pill-
boxes en dergelijke zijn aangelegd, dat wij het niet
kunnen totaliseeren. In het algemeen is het zoo, dat er
vrijwel geen getroffen debiteuren zijn, waarover de be
treffende boerenleenbank zich zorgen heeft te maken
juist omdat er wettelijk voldoende gegronde aanspra
ken op schadevergoeding op grond van de drie zoo
even door mij genoemde wetten aanwezig zijn.
Naast de zooeven besproken defensie-schade hebben
wij schade door oorlogsgeweld, dat is dus niet schade
welke vooraf is aangericht voor defensiebelangen maar
schade welke is aangericht tijdens gevechtshandelingen
door de een of andere partij. Daaronder vallen ver
woestingen welke zijn aangericht door het springen
van bruggen, inslaande granaten, bommen of scherven
of door onregelmatige vordering van goederen en der
gelijke, zooals in het geweld van den strijd wel eens
gebeurt.
Dat is dus de z.g. oorlogsgeweld-schade.
Hier bestaat geen wettelijke aanspraak op vergoe
ding. Er zijn echter sterke aanwijzingen op billijkheids-
gronden de waarnemend Voorzitter heeft er straks
reeds op gezinspeeld dat van gemeenschapswege