6047
strekken van bedrijfskapitaal aan haar leden, terwijl het
verstrekken van lartgloopend grondkapitaal minder op
den weg eener boerenleenbank ligt.
Bedrijfskapitaal noemen wij de middelen, die een boer
of tuinder noodig heeft om zijn bedrijf te voeren, zoo
als: het koopen van kunstmest, zaadgoed, inventaris,
vee, enz. Grondkapitaal noemen wij de middelen die
een boer of tuinder noodig heeft voor den aanschaf of
ontginning van gronden en stichting van gebouwen. Het
bedrijfskapitaal is naar zijn aard meer kortloopend, het
grondkapitaal meer langloopend. De boerenleenbanken
hebben in de eerste plaats tot taak de voorziening
\an bedrijfskapitaal, dat naar zijn aard in belangrijk
korteren tijd kan worden terugbetaald dan grond
kapitaal. De statuten der boerenleenbanken schrijven
voor, dat niet alleen het lid dat geld leent, solied moet
zijn doch dat daarnaast voldoende zekerheid in den
vorm van hypotheek, borgen of effectenonderpand
moet worden gesteld.
De plaatselijke boerenleenbanken worden beheerd
door een Bestuur en Raad van Toezicht, gekozen uit
en door de ledenvergadering, terwijl bestuur en raad
van toezicht een kassier benoemen als de eigenlijke
zaakvoerder der boerenleenbank. Voor de benoeming
van een kassier wordt evenals voor alle belangrijke
besluiten de voorafgaande goedkeuring der Centrale
Bank vereischt.
In 1898 werd door een aantal reeds bestaande plaat
selijke boerenleenbanken de behoefte gevoeld van een
eigen Centrale Bank, welker taak zou zijn de beschik
bare middelen der boerenleenbanken te beleggen en te
beheeren voorzoover deze plaatselijk niet konden wor
den uitgeleend voor bedrijfskapitaal, aan tijdelijk kort
bij kas zijnde boerenleenbanken gelden voor te schieten
(bankfunctie), toezicht op het beheer der aangesloten
boerenleenbanken te houden (inspectiefunctie).
Deze tweeledige taak der Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank, die van bankier der aangesloten ban
ken en van toezichthoudend orgaan, is in de organisa-