6043
zich nog maar al te goed herinneren, bleken de nadee-
len van een gebrekkige of slappe organisatie van de
landbouwende bevolking en het ontbreken van eigen,
onafhankelijke sociale en economische organisaties,
maar al te zeer.
Juist in die dagen van nood, toen de eenling de han
den vol had om voor zichzelf en zijn gezin het hoofd
boven water te houden en toen de afzonderlijke land
bouwer veelal financieel te zeer met handen en voeten
aan anderen gebonden was, om zich de vrijheid te dur
ven veroorloven tot een georganiseerde publieke actie
toe te treden, is de oprichting der eerste boerenleen
banken voorbereid.
In die jaren hebben vooruitziende en onafhankelijke
mannen de bazuin gestoken en de landelijke bevolking
bijeengeroepen om zij aan zij in krachtige sociale en
economische organisaties het recht op een onafhanke
lijk en redelijk voortbestaan van het agrarisch bedrijf
en zijn werkers te verdedigen.
Als een der voornaamste onderdeelen van dit onaf
hankelijk maken van den boerenstand werd gezien het
losmaken van den boer van geldschieters en van vormen
van geldleening, die zijn vrijheid belemmerden.
Er was dus behoefte aan een eigen, onafhankelijk
bankwezen, dat krachtens zijn doelstelling de financie
ring van den landbouw nastreefde en wel op zoodanig
verantwoorde basis, dat voldoende spaargelden worden
aangetrokken om aan de redelijke en zakelijk verant
woorde vraag naar geldleeningen voor het landbouw
bedrijf en voor de landbouwcoöperaties (aan- en ver-
koopvereenigingen, zuivelfabrieken, enz.) te voldoen.
De oplossing van het probleem werd hier te lande
gezocht in het stelsel Raiffeisen, dat in het naburige
Duitschland en België reeds eenige jaren met goed ge
volg ingang had gevonden.
Frederik Willem Raiffeisen, een plattelandsburge
meester in de Duitsche Rijnprovincie, stichtte in 1864 de
eerste eigenlijke plaatselijke boerenleenbank. In 1876
werd te Neuwied in de Rijnprovincie de eerste Centrale