6019 De aflossingstermijn van een geldleening die bestemd is om als bedrijfskapitaal te dienen mag niet langer loo- pen dan in overeenstemming is met de besteding van het geld. Wordt geld ter leen gevraagd om den veesta pel te financieren, dan moet deze leening normaal zijn afgelost vóórdat de veestapel vernieuwd wordt. Krimpt de debiteur zijn veestapel in, dan moet dien overeenkomstig een extra aflossing worden gedaan. Houdt een landbouwer op met de eigen exploitatie zij ner boerderij, dan moet hij het geleende bedrijfsvoor- schot vervroegd terug betalen etc. Ook in de tuinderij moet men goed tusschen grond- kapitaal en bedrijfskapitaal onderscheiden en hier zal het veelal gemakkelijker zijn dan in den landbouw om dit onderscheid te maken. Weliswaar komt het huren van tuingrond niet zoo veelvuldig voor als het pachten van akker- of weidegrond, doch ook hier is de vraag „bedrijfskapitaal of grondkapitaal?" meestal eenvoudig op te lossen door de wedervraag: welk bedrag zou een huurtuinder noodig hebben om een overeenkomstig be drijf te exploiteeren? Al is dus de maximale behoefte aan bedrijfskapitaal in een bepaald geval op b.v. 4000.te stellen, dan wil dit uiteraard niet zeggen, dat dit bedrag in zijn geheel bij de Boerenleenbank kan worden ter leen genomen. Immers zou zulk een leening niet alleen weinig likwidi- teit vertoonen, doch bovendien zou zulk een bedrijf feitelijk voor rekening der Boerenleenbank of der ge stelde borgen worden geëxploiteerd. Want bij een tegenval door misoogst, besmettelijke veeziekte, prijs daling, tegenslagen in het gezin, zou een deel van het geleende bedrag worden ingeteerd. De tegenwaarde zou voor de bank niet meer geheel aanwezig zijn. Vandaar dat steeds wordt verlangd, dat de debiteur een flink gedeelte van_ zijn kapitaal niet door geldlee ning, doch uit eigen bezit aanbrengt. De aanvrager van een bedrijfsvoorschot of -crediet, moet dus steeds een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1939 | | pagina 11