5088
vrijwel alle dorpen van Nederland en ze zijn bijna alle
maal hetzelfde en toch allemaal weer anders. In het huis
woont een ontwikkelde boer, een tuinder, een onder
wijzer, een ambtenaar van de secretarie, de zaakvoer
der van een boerenbond. En op gezette avond- en mid
daguren van gezette dagen ziet men de boeren van het
dorp dit huis binnengaan en er weer uitkomen, genoeg
lijk zuigend aan het stompje pijp of met een rooden zak
doek vegend langs het beparelde voorhoofd. Want in
dit huis is een bankbedrijf gevestigd, de bewoner heeft
als nevenberoep het kassierschap der plaatselijke boe
renleenbank, hetgeen wil zeggen, dat deze onder zijn
dagelijksch beheer staat.
Het klinkt misschien een beetje boud, maar van dit
soort huizen is de emancipatie van den boerenstand, de
economische en maatschappelijke vrijmaking van den
Nederlandschen kleinen boer voor een groot deel uit
gegaan.
Van de talrijke, juridisch-zelfstandige plaatselijke
boerenleenbanken vormt, zooals reeds gezegd, de Coö
peratieve Centrale Bank het sluithek, zij is derzelver
bankier en tevens de inspecteerende en controleerende
instantie. In haar taak van toezicht houden op en lei
ding geven aan de plaatselijke banken, is de Centrale
het beste te vergelijken met de Gedeputeerde Staten
der provincie, die het beleid der gemeentelijke overhe
den controleeren. Er mag wel eens een plaatselijke in
stelling zijn, die moppert, als de teugels wat strak wor
den gehouden, maar nimmer doet dit af aan het gezag
en het vertrouwen, dat de Centrale met haar uitste
kende administratie en haar doelmatig inspectieappa
raat geniet.
De bankierstaak van de C. C. B. stelt haar in staat
tot een hechte samenwerking met de economische in
stellingen van den georganiseerden land- en tuinbouw.
Zoo goed als de boeren om hun eigen credietcoöperatie
te stichten zich met veel strijd moesten losmaken van
allerlei op eigen voordeel azende particuliere geldschie-