5084
boek wordt zoowel de sociaal-ethische als de financieel-
economische zijde van het landbouwcrediet behandeld.
Zonder een goed inzicht in den onverbrekelijken samen
hang van deze twee kanten van de boerenleenbanken,
kan men de beteekenis van dit credietwezen niet begrij
pen. Het mengsel van commercieele en sociaal-ethische
beoordeeling van bedrijfscredieten doet op het eerste
gezicht vreemd aan. Wie echter kennis neemt van de
organisatie en de financieele structuur van dit crediet-
stelsel, zooals het door Dr. Huysmans wordt beschre
ven, begrijpt de kracht van dit gemengde bankstelsel,
dat den landbouw van stabiel goedkoop en doelmatig
bedrijfscrediet voorziet.
Het zou ons te ver voeren om uit deze interessante
publicatie veel aan te halen. Daarom volstaan wij met
een paar opmerkingen. Sprekende over het vaste lasten-
vraagstuk in den Landbouw, wijst Dr. Huysmans erop,
dat de ervaring leert, „dat veelal in de streken, waar het
georganiseerde landbouwcrediet het sterkst is doorge
drongen, de schuldverhoudingen het gezondst zijn. In
die streken, waar de andere geldgevers (particulieren en
instellingen) wat meer vertegenwoordigd zijn, wordt als
regel ook het schuldenprobleem sterker gevoeld. Dit
laatste wil niet per se zeggen, dat deze hooge schuld
belasting door de commercieele geldschieters in de hand
is gewerkt; het feit is evenwel frappant".
Een ander feit, dat de aandacht verdient, is de gerin
ge marge tusschen spaarrente en leenrente (1 a 1/4%).
Op het oogenblik berekenen de locale banken in den
regel slechts een voorschotrente van 3/4 a 4% en slechts
een debetrente in loopende rekening van 4 a 4)4%. Deze
lage rente is een van de belangrijkste elementen van het
georganiseerde agrarische credietwezen in ons land.
Zonder de boerenleenbanken zou een dergelijke lage
rente voor landbouwcredieten niet bestaanbaar zijn. On
danks deze lage rente zijn de verliezen over het alge
meen zeer beperkt gebleven, dank zij ook het intensieve
toezicht van de Centrale op de locale banken. Tezamen
met de reservevorming, de beheersvoorschriften en de