5081
ken tot enkele. Het behoeft echter geen betoog, dat de
uiterste welwillendheid waarmede onze Instelling en on
ze organisatie werden herdacht en de belangstelling, die
aan de organisatie van het landbouwcrediet in zoo bree-
den kring werd geschonken, ten zeerste worden gewaar
deerd door allen, die bij het landbouwcredietwezen zijn
betrokken.
In het bekende Weekblad „Economische Statistische
Berichten" van 14 Juni 1939 schrijft Dr. H. M. H. van
der Valk een belangwekkend artikel getiteld: De Betee-
kertis van het Boerenleenbankwezen in Nederland. Wij
ontleenen daaraan ongeveer het volgende:
Het boerenleenbankwezen in de depressie.
De ontwikkeling van het boerenleenbankwezen in
Nederland is na de weinige waardeering, die het van de
zijde van deskundigen op bankgebied ondervonden
heeft, des te merkwaardiger, vooral indien men bedenkt,
dat intusschen een depressie in Nederland heeft plaats
gevonden, die èn door haar hevigheid èn door den lan
gen duur waarschijnlijk tot de grootste behoort, welke
ons land ooit gekend heeft. Desondanks heeft het boe
renleenbankwezen zich kunnen handhaven.
Weliswaar zijn er ook hier verliezen geleden, maar
het is de vraag, of deze verliezen naar verhouding groo-
ter zijn dan de verliezen van het algemeene bankwezen
in de afgeloopen depressie.
Terwijl het voldoende bekend is, dat het stelsel van
de credietverleening op korten termijn de Nederland-
sche handelsbanken behoed heeft voor een ineenstor
ting, zooals in de groote depressie in het bankwezen in
verschillende andere landen is voorgekomen, is het min
der bekend, aan welke oorzaken het is toe te schrijven,
dat het boerenleenbankwezen zich eveneens in deze de
pressie heeft kunnen staande houden. Dit is daarom
des te merkwaardiger, omdat dit bankwezen slechts
over geringe eigen middelen beschikt en op vrij groote
schaal eveneens credieten op langen termijn verleent.
Dat het boerenleenbankwezen zich, ondanks de ge-