5072
legen maken. Al mag ik nog zoo dankbaar zijn voor al
hetgeen hier gezegd is door de verschillende sprekers,
in het bijzonder door den heer Dr. Deckers, ik moet er
toch op wijzen, dat wat ik gedaan heb niets anders is
geweest dan mijn plicht. Toen ik als jong kapelaan in
het kleine dorpje Heel kwam en daar van nabij kon
zien, hoe die nijvere en goede bevolking moest tobben
en zwoegen, begreep ik, dat ik mede moest helpen om
in dien toestand verbetering te brengen. Dat voelde ik
als mijn plicht en ik heb in mijn heele verdere leven,
toen ik in meerdere mate en in ruimeren kring heb
kunnen meehelpen tot het verkrijgen van een beteren
toestand onzer boerenbevolking, dat met groote liefde
gedaan. Ik dank de verschillende sprekers voor hetgeen
zij aan mijn adres gezegd hebben hoewel ik meen,
dat zij het te bont hebben gemaakt en vooral oud-
Minister Deckers. Ik mag wel dit in het begin van mijn
rede zeggen, dat dr. Deckers in de jaren, waarin hij
Hoofdinspecteur was, meegeholpen heeft en in niet
geringe mate aan het vestigen van het gevoel van ge
rustheid, dat bij het Bestuur en den Raad van Toezicht
bestond omtrent de wijze, waarop de inspectie werd ge
voerd en dat hij het vertrouwen in de Centrale Bank
bij onze boeren buitengewoon heeft weten te bevesti
gen. Daarvoor ben ik nog altijd zeer dankbaar.
Deze dag. Mijne Heeren en vrienden, is vol herinne
ringen voor U allen, en vooral voor mij. Als ik denk
aan het begin onzer Boerenleenbanken, moet ik on
willekeurig denken aan het mosterdzaadje, dat uitge
groeid is tot een grooten boom. Maar dan denk ik ook
aan een ander woord, dat zegt: noch hij, die plant, noch
hij, die de plant besproeit, beteekent iets, maar wel Hij,
die wasdom geeft, en dat is God.
Evenals de landman beter dan wie ook begrijpt, dat
alles afhangt van de beschikking van den goeden God,
zoo hebben ook de oprichters der Boerenleenbanken
begrepen, dat van Gods zegen over hun werk, dat zij be
schouwden in de eerste plaats als een werk van christe
lijke naastenliefde, alles zou afhangen. En daarom past