5067
Mijnheer de Voorzitter, mijne heeren leden van den
Raad van Bestuur, van den Raad van Toezicht en van
de Directie, mijne heeren Afgevaardigden! Het is mij
een eer U in deze feestelijke bijeenkomst de gelukwen-
schen te kunnen aanbieden van het Provinciaal Bestuur
van Noord-Brabant. Gedeputeerde Staten verheugen
zich over den bloei van deze grootste credietinstelling
in hun provincie. Van het begin af heeft het Provinciaal
Bestuur van Noord-Brabant meegeleefd met alle lot
gevallen van deze Instelling. Het heeft zich verheugd,
dat de zware schokken, welke in deze veertig jaren de
wereld en ook Nederland hebben getroffen, Uwe In
stelling zoo weinig hebben gedeerd. Wij zijn er van
doordrongen van hoe groote beteekenis het is voor het
leven van geheel Noord-Brabant dat het landbouw-
credietwezen, het credietwezen van de kern van de
Brabantsche bevolking, van zoo hechte structuur is ge
bleken. Wij zijn U dank verschuldigd en ik wil hier ge
tuigen van den dank van geheel Noord-Brabant voor
de werkers van de eerste en ook van de latere uren.
die dit alles hebben tot stand gebracht. Eén naam wil
ik noemen om in dien naam allen te begrijpen, die hun
beste krachten eraan hebben gegeven. Die naam is L
reeds genoemd maar het is de aangewezen naam om
hier in Brabant te noemen, de naam van Pater van den
Eisen, emancipator der boeren, Pater van den Eisen,
die zijn vaste, zijn blijvende en groote plaats reeds in
de Brabantsche geschiedenis heeft verworven.
Zóó meen ik, moeten wij ook den opbloei van het
landbouwcredietwezen zien, als een onderdeel van de
emancipatie van den boerenstand. De voormannen, die
uit Uw eigen midden zijn opgekomen, de pioniers, heb
ben drieërlei dingen gedaan voor den boerenstand: zij
hebben den boer bekend gemaakt met de vorderingen
der landbouwtechniek, waardoor hij zijn product kon
verbeteren; zij hebben organisaties voor hem gesticht,
om den juisten prijs voor zijn product zooveel mogelijk
te benaderen, en zij hebben ook gezorgd voor zijn
credietwezen. Maar wat het schoonste en gelukkigste