5060 Raiffeisenstelsel zijn intrede in Gelderland. Vier Bra- bantsche Boerenleenbanken waren het weer, die de rij voor 1897 sloten: Huisseling, Heesch, Zesgehuchten en eindelijk Schijndel, de woonplaats van het latere lid van den Toezichtsraad der Centrale, den bedachtzamen raadsman van den vurigen van den Eisen, Antoon Bolsius. In 1898 werd de oprichting van Boerenleenbanken voortgezet. Al spoedig bleek, dat samenwerking ook tusschen de Banken onderling onontbeerlijk was, al ware het slechts om de spaargelden, die de eene over had, ter beschikking te kunnen stellen van de andere, bij welke de voorschotnemers druk hadden aangeklopt. 22 Boerenleenbanken, 13 Brabantsche en 9 Limburg- sche, besloten op 5 December 1898 tot oprichting van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. Met welk een zorg hadden zij voor dit kostelijk geschenk den St. Nicolaasavond gekozen. De hoofdleiding der Centrale, tegenwoordig berus tend bij het Bestuur, werd gelegd in handen van den Raad van Toezicht. De oprichters benoemden hierin de Heeren van den Heuvel, Bolsius, Deckers, Henry Pijls, Kapelaan Souren en Jan Truyen. Aan hun Boerenleen banken viel de eer te beurt de Centrale officiëel bij notariëele acte te stichten. Enkele dagen later reeds hebben zij zich van hun taak gekweten en zoo kreeg Nederland in 1898, op den vooravond van Christus' Geboortefeest, de naar Zijns Vaders wet geleide instel ling aan welke het gegeven zou worden laten wij er God, onzen milddadigen Meester, ootmoedig voor dan ken der boeren kluisters te verbreken en hen als vrije mannen binnen te leiden in een nieuwe wereld, de wereld van samenwerking, op den grondslag van liefde en recht. Vijf van het eerste zestal toezieners zijn naar een beter leven opgegaan: van den Heuvel, die tot zijn verscheiden in 1920, aan het hoofd bleef staan van de Centrale en die het mocht beleven, dat 490 Boerenleen banken, verspreid over 10 provinciën, zich bij haar aan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1939 | | pagina 32