rond door onze dorpen, azend op de levenssappen der
armsten. Deze tobbers, ondanks al hun krachtsinspan
ning slecht gevoed, slecht gekleed, slecht behuisd, ge
bukt onder stijgende schulden. De arme zwoegers! Zij
hadden tienden betaald en cijnzen, runderpest door
staan en overstroomingen, en zij waren niet bezweken.
Maar zouden zij, onbeschermd en onverdedigd, den aan
vallen van crisis en woeker weerstand kunnen bieden?
Toen de tijden op hun zwaarst waren en op hun
zwartst de vooruitzichten, de executies aan de orde
van den dag en de ellende vele boeren het land uitdreef
naar de onbekende Nieuwe Wereld, toen kwam men
ook hier tot de overtuiging, dat zonder een behoorlijk
geregeld landbouwcredietwezen de boerenstand gedeel
telijk ten onder zou gaan en voor zoover hij zou blijven
leven, nooit tot bloei zou kunnen geraken.
Oók hier. zeg ik. Bij onze Oosterburen immers was
men ons een heel stuk voor. Daar had reeds veertig
jaren vroeger een edel man, toegerust met wijsheid en
waren christenzin, de vaan der samenwerking geheven.
In de drie gemeenten, achtereenvolgens aan zijn leiding
toevertrouwd, had hij zijnen dorpelingen het vereeni-
gingsleven geleerd. In de derde kwam het is reeds
75 jaren geleden de eerste boerenleenbank tot stand,
gesticht door den nobelen dorpsburgemeester, wiens
naam in dit uur leeft op Uw aller lippen: Friedrich
Wilhelm Raiffeisen.
Ik behoef U zijn geschiedenis niet te schetsen. Zij is
U overbekend. Raiffeisen heeft het mogen beleven,
dat het goede voorbeeld van Heddesdorf op tal van
plaatsen werd nagevolgd en toen hij, 70 jaren oud, in
1888 stierf, had de Centrale der Raiffeisenkassen in
Duitschland reeds twaalf jaren lang haar voortreffe-
lijken arbeid verricht.
Zeker, ook in Nederland was een en ander geschied.
Met name waren in den loop der jaren in de onder
scheidene provinciën „Maatschappijen van Landbouw"
opgericht en het ware onjuist en ondankbaar om niet
te erkennen, dat zij den landbouw goede diensten heb-
5056