5043 in den gang van zaken, zooals ik die mij had voorge steld. Daar Zijne Excellentie met den trein van 1.51 we derom naar den Haag moet vertrekken en gaarne de gelegenheid zou hebben om persoonlijk deze vergade ring toe te spreken geef ik thans het woord aan Zijne Excellentie, de Minister van Economische Zaken. Zijne Exc. Mr. Al. P. L. Steenberghe, Minister van Eco nomische Zaken: Mijne Heeren, Van Uw voortreffelijk gedenkboek heb ik met klim mende belangstelling kennis genomen. De zakelijke en ideologische zijde van de boerenleen bankbeweging worden er uitnemend in belicht. Ik be hoef U derhalve de geschiedenis van Raiffeisen niet te vertellen, maar wel meen ik te mogen wijzen op den diepen blik, dien hij bleek te bezitten èn op den aard van het kwaad, dat bestreden worden moest, èn van het menschelijk karakter, dat daartoe in actie moest worden gebracht. Raiffeisen mogen we beschouwen als een in hooge mate door God begenadigden mensch, die vele talenten ontvangen had en die ook alle met woeker had uitgezet, tot heil van zijn medemenschen. Hij was een getrouwe dienstknecht. Ditzelfde mogen we echter eveneens getuigen van allen, die zijn voorbeeld volgden, ook in ons land. De talenten ons toebetrouwd zijn niet alle even groot en wij hier behoefden slechts zijn navolgers te zijn, maar daarin dan ook trouw te wezen. Ik gebruikte hier het woord „slechts", niet omdat ik, wat hier door Uw voor gangers en door U onder Gods zegen tot stand is ge bracht, gering zou achten. Integendeel, de strijd die hier gevoerd moest worden tegen de machten, die zich verzetten tegen de bewust wording van den boerenstand, was van niet mindere kwaliteit en beteekenis dan in Duitschland. Ook hier ging het tegen eigenbelang en verdachtmaking, maar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1939 | | pagina 15