5018
ook vaak gevaren van te vrijgevige credietverleening
met zich mede. Deze gevaren worden echter vermin
derd door het vergaande toezicht van de Centrale op
de locale banken. Bij de Centrales is de toezichtfunctie
bijna even belangrijk als de zuivere bankfunctie. Ver
der moet hierbij niet uit het oog worden verloren, dat
er in de organisatie van boerenleenbanken nog iets
anders leeft dan het zuiver commercieele egoïsme en
dat in dit credietstelsel ook rekening wordt gehouden
met zedelijke waarden. Dit uit zich o.a. in het feit, dat
het beheer on- of laagbezoldigd plaats vindt en dat
mede daardoor de onkosten en de debetrente laag zijn.
De organen der credietverleening.
De ruim 1300 coöperatieve boerenleenbanken, die ons
land telt, zijn geheel zelfstandig. Zij trachten ieder op
zichzelf voldoende middelen in den vorm van spaar
gelden aan te trekken om aan de credietbehoefte in
haar gebied te kunnen voldoen. Uiteraard zijn er ban
ken, waar steeds een overschot van besparingen boven
voorschotten bestaat, terwijl er anderzijds een klein
aantal banken zijn, welke in een tegengestelde positie
verkeeren.
Op dit gebied ligt een der voornaamste functies van
de Centrales (de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank
te Utrecht en de Coöperatieve Centrale Boerenleen
bank te Eindhoven). Zij fungeerden vroeger uitsluitend
als reservoir voor de aangesloten banken, doordat zij
eenerzijds als credietnemers, anderzijds als credietge-
vers optraden. Naderhand zijn de centrale instellingen
zich ook gaan toeleggen op de directe credietverleening
aan groote landbouwvereenigingen.
Naast deze zuiver financieele functie gaat er van de
Centrales meer en meer een opvoedende werking uit.
Deze komt tot uiting in het op ruime schaal verstrek
ken van adviezen van financieelen en juridischen aard
en in het uitoefenen van de controle op de boekhouding
der plaatselijke banken. Daardoor is het toezicht, dat
vroeger meer repressief was, thans in meerdere mate