5008
verhindert, dat deze seizoensvraag zich in het bedrijf
van de Centrales of zelfs van de locale banken weer
spiegelt.
Inderdaad vertoonen sommige deelen van den Land
bouw in bepaalde jaargetijden een sterke credietbe-
hoefte. Zoo kent de akkerbouw in het midden van het
jaar een maximale credietbehoefte. In dien tijd echter
heeft de tuinbouw reeds een deel van haar jaarlijksche
inkomsten, die ook aan seizoensbewegingen onderhevig
zijn, geïnd; de eerste tuinbouwproducten komen im
mers reeds in April/Mei op de veiling. Deze tak van
den Landbouw heeft in het algemeen weer behoefte
aan crediet op een tijdstip (einde van het jaar), dat de
producten van den akkerbouw op de markt komen.
Daarentegen zijn de inkomsten der veehouderij gelijk
matiger over het jaar verdeeld.
Ondanks de seizoensbeweging op agrarisch gebied
behoeft dit verschijnsel dus niet zoo geprononceerd in
het landbouwcredietwezen tot uiting te komen als ge
volg van de gedifferentieerde structuur van den Land
bouw in Nederland Daarom geven waarschijnlijk de
traditioneele verschijnselen de belangrijkste verklaring
voor het genoemde seizoensverschijnsel. Bovendien
moet in aanmerking worden genomen, dat de boeren
leenbanken ook een belangrijke functie als spaarbank
vervullen, waardoor in dit credietwezen ook andere
dan zuiver agrarische factoren werken.
Uit de cijfers blijkt verder dat de seizoenschomme
lingen in de laatste jaren niet meer zoo sterk zijn
vooral bij de Centrale te Utrecht als in de periode
van 1926 tot 1931.
De seizoenschommelingen in de deposito's der Cen
trales die van de Centrale te Lïtrecht zijn nog ge
prononceerder dan die van de Centrale te Eindhoven
zijn veel grooter dan die van de deposito's der
Bovendien dient men hierbij rekening te houden met het feit,
dat de groep van de Centrale te Utrecht de credietverleening ook
tot kleine nijveren en handelaren ten plattelande uitstrekt in tegen
stelling tot de groep van de Centrale te Eindhoven, welke zich
beperkt tot den Landbouw.