5007 aan credieten. Indien de deposito's, die de Centrales van bepaalde locale banken ontvangen, niet aanhou dend gecompenseerd worden door terugbetaling van deposito's aan andere locale banken, zal zich zulks in de beweging van de deposito's van de Centrales moeten weerspiegelen. Hetzelfde geldt voor de voorschotten, die de Centrales verleenen aan en terugontvangen van de locale banken. Uit de cijfers blijkt, dat de deposito's van de twee Centrales inderdaad een seizoensbeweging vertoonen, welke echter bij de Centrale te Utrecht (Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank) veel geprononceerder is dan bij die te Eindhoven (Coöperatieve Centrale Boeren leenbank). Geheel in overeenstemming met de deposito's vol gen ook de voorschotten een seizoensbeweging. Daling der deposito's en stijging der voorschotten wijzen op toeneming van de credietbehoeften der locale banken. Opmerkelijk is echter, dat de seizoenmatige stijging van de credietbehoeften, zooals deze blijkt uit een op vraging van deposito's en een stijging van voorschot ten, in de eerste maanden van het jaar plaats vindt met een maximum in April. In Mei beginnen de depo sito's bij de locale banken en daardoor ook bij de Cen trales weer terug te vloeien en dit proces houdt aan tot het begin van het daaropvolgend jaar. Ook de voorschotten beginnen, nadat zij in April een top be reikt hebben, in Mei te dalen. Dat het maximum der geldbehoeften in de maand April valt, is voor een groot deel uit een zekere traditie te verklaren. In het begin van Mei worden loonen, pachten, hypotheekrente enz. betaald, terwijl tevens aan uitgaven voor consumptiedoeleinden eenige betee- kenis kan worden toegekend. Het feit, dat de grootste behoefte aan geldmiddelen in het vroege voorjaar valt, bewijst nog niet, dat de seizoenschommelingen in den Landbouw niet in de vraag naar credieten tot uiting zouden komen. Er kan hier echter een nivelleeringstendens werken, welke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1939 | | pagina 11