3981
Toepassing van de bepalingen der Zegelwet.
A. BIJ SPAARGELDEN.
1. Wanneer een spaarder in de Boerenleenbank
spaargelden brengt (of gelden in deposito), waarvan
het bedrag grooter is dan 10 gulden, moet de Kassier
in het spaarboekje op zegel teekenen.
2. Wanneer spaargelden (of deposito-gelden) wor
den teruggehaald en het bedrag is grooter dan 10 gul
den, dan moet de spaarder een op zegel geteekende
kwitantie teekenen.
Bij terugbetaling van het geheele tegoed aan spaar
gelden (deposito-gelden) met rente, in welk geval het
spaarboekje wordt ingetrokken, moet de kwitantie ge
steld worden op de laatste bladzijde van het spaar
boekje. Een afzonderlijke kwitantie is dan onnoodig.
De rente behoeft in het boekje niet eerst bijgeschreven
te worden.
3. Wanneer spaargelden worden overgeschreven
hetzij van een depositoboekje naar een gewoon spaar
boekje hetzij van een gewoon spaarboekje naar een
depositoboekje, hetzij van een spaarboekje of deposito
boekje naar een voorschotboekje of loopende rekening
boekje of hoe ook, dan moet de spaarder, van wiens
spaarboekje (of depositoboekje) het bedrag wordt af
geboekt, een schriftelijk ongezegeld verzoek tot over
schrijving inleveren, hetwelk behoort te luiden als volgt:
„Aan de Boerenleenbank te
„Ondergeteekende wonende
„te verzoekt hierbij, om een
„bedrag van zegge
„gulden ten laste van zijn spaarboekje nocontr.
„noover te schrijven op
d.d
(handteekening)."
Een extra overdruk van dit overzicht wordt aan de H.H. Kassiers
toegezonden, opdat zij het steeds bij de hand kunnen houden.