3980
is er een vermogensoverschot en kan indien dat over
schot tenminste voldoende groot is eene leening over
wogen worden.
In dit verband rijst de vraag, hoe groot het vermo
gensoverschot moet zijn, opdat een lid voor het toe
kennen van een voorschot of crediet in aanmerking kan
komen. Deze vraag is in haar algemeenheid niet afdoen
de te beantwoorden. De eisch, dat een lid een zeker
vermogen moet bezitten opdat het voor eene uitleening
in aanmerking kan komen, is hierop gebaseerd, dat het
gewenscht is dat iemand zelf wat te verliezen heeft
alvorens zijn schuldeischers tekort komen. Zou de Boe
renleenbank niet den cisch stellen dat de debiteur zelf
een behoorlijk vermogen bezit, dan zou bij den gering-
sten tegenvaller in het bedrijf of in het gezin van den
debiteur als ziekte in huisgezin of stal, bliksem- of ha
gelslag, misoogst, waardedaling van landerijen of pro
ducten enz. de Boerenleenbank tekort dreigen te komen,
of gedwongen worden om hetzij geld bij te geven en
aldus goed geld bij kwaad geld te gooien hetzij de ge
stelde borgen en andere zekerheden aan te spreken.
biet eigen vermogen van een debiteur dient dus te
worden beschouwd als de schokbreker of buffer, die de
stooten voor de Boerenleenbank en de andere schuld
eischers opvangt. Hoe groot dit eigen vermogen in elk
bijzonder geval zal moeten zijn, hangt van velerlei om
standigheden af; wij noemen slechts den aard en risico's
van het bedrijf, de hoogte der grondprijzen, den aard
der gestelde zekerheid (hypotheek of borgtocht), het
vermogen buiten het bedrijf, de grootte der aanvrage
enz. enz.