3976
baar komen, dat zoo mogelijk nimmer tot het opzeggen
van voorschotten behoeft te worden overgegaan, ten
einde aan de geldopvraging door spaarders te kunnen
voldoen.
Wij zullen thans in groote lijnen nagaan, op welke
wijze de plaatselijke beheerders den financiëelen toe
stand van den aanvrager van een voorschot of crediet
het beste kunnen bekijken.
De financieele toestand van den aanvrager.
Het Bestuur der Boerenleenbank moet trachten zich
een gegrond oordeel te vormen betreffende de solidi
teit van den geld-aanvrager, dat is betreffende zijn
financieele gegoedheid.
De financiëele positie van den toekomstigen debiteur
is van tweeërlei vragen afhankelijk:
1. Welke is de waarde der bezittingen?
2. Welke is de omvang der schulden en verplich
tingen?
ad 1. Het Bestuur der Boerenleenbank zal zich dus
vóór alles op de hoogte moeten stellen van de bezit
tingen van den aanvrager van een voorschot of creliet,
waarbij de volgende vragen dienen te worden gesteld:
Welke vaste goederen bezit aanvrager in eigen
dom? Welke is de waarde daarvan?
Waaruit bestaat de boeren- of tuindersinventaris?
Wat is ongeveer de waarde daarvan?
Hoeveel land heeft aanvrager in huur of pacht?
Bezit aanvrager nog vermogen buiten zijn bedrijf
in den vorm van effecten, uitgeleende gelden, aandeel
in onverdeelde boedels?
In meerdere gevallen zal het uiteraard niet noodig en
kan het zelfs minder gewenscht zijn, dat het Bestuur
der Boerenleenbank tot eene zeer nauwgezette op enke
le guldens nauwkeurige schatting overgaat, waarbij alles
ter plaatse nauwkeurig moet worden opgenomen. Im
mers in meerdere gevallen is het beheer voldoende op
de hoogte van den staat van onderhoud en den omvang