3962 sten heeft moeten cedeeren aan den crediteur. Zóó strak zijn soms de koorden van de beurs aangehaald, dat er voor den tuinder ternauwernood voldoende mid delen overblijven om sober te leven en zijn bedrijf gaande te houden. Het al dan niet gedwongen nakomen van crediet- overeenkomsten gesloten in de jaren vóór de crisis, toen de bodem een graag gezocht beleggingsobject was, heeft mede door den langen duur van de de pressie in den tuinbouw tot gevolg gehad, dat aan het regelmatige onderhoud van bodem en bedrijfsop- stallen niet de noodige zorg kon worden besteed. Dit moet op den duur leiden tot vermindering der produc tie-capaciteit, alsmede tot stijging van de kosten van voortbrenging, hetgeen met het oog op de toekomst van den tuinbouw niet anders dan zeer bedenkelijk kan worden genoemd. Het staat immers vast, dat de Ne- derlandsche tuinbouw in de naaste toekomst slechts dan zijn plaats op de internationale markt zal kunnen handhaven en uitbreiden, als een product van goede kwaliteit tegen relatief lage kosten kan worden aange boden. De materieele achteruitgang van het bedrijf, welke door eiken tuinder met leede oogen wordt aan gezien, is bezwaarlijk in overeenstemming met dezen eisch der toekomst. Met een zucht van verlichting heeft dan ook menige vakgenoot kennis genomen van het voornemen der regeering om te trachten bij de regeling der „vaste lasten" eenige hulp te bieden. Bij de behandeling van de begrooting 1938 van Economische Zaken in de Tweede Kamer heeft de Minister nogmaals verklaard, dat hij met het oog op de daaraan verbonden risico's voor de mobiliteit van het crediet en de verlaging van den rentestandaard -niet bereid was, te dezen op zichte met wettelijke maatregelen te komen. Niette min heeft de Regeering een open oog voor den omvang en de beteekenis van het probleem der vaste lasten en bij de bespreking van de begrooting voor 1938 van het Landbouw-Crisisfonds in het Parlement zeide de Mi-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 6