3905 III. De derde groep van beperkingen, die aan het Bestuur worden opgelegd bij het uitleenen van gelden, bestaat hierin, dat het Bestuur voor bepaalde uitleenin- gen de voorafgaande goedkeuring van den Raad van Toezicht zijner Boerenleenbank noodig heeft. Deze goedkeuring van den Raad van Toezicht wordt ver- eischt in de volgende gevallen (art. 49 en 35): a. als een voorschot langer dan vijf jaren loopt; b. als een voorschot of crediet in loopende rekening wordt gegeven, waardoor de hoogste som, die vol gens het Huishoudelijk Reglement aan een en den zelfden persoon ineens of in gedeelten door het Be stuur ailèèn mag worden uitgeleend, wordt over schreden; c. als een voorschot of crediet in loopende rekening wordt toegestaan aan een bestuurslid of als een be stuurslid als borg wordt aangenomen. d. in het algemeen voor alle uitleeningen of beleggin gen, waarvoor de goedkeuring van de Centrale Bank is vereischt, (Zie hieronder groep IV). IV. De vierde groep van beperkingen, die aan het Bestuur worden opgelegd bij het uitleenen van gelden, wordt gevormd door de gevallen waarin het Bestuur eener Boerenleenbank naast de goedkeuring van zijn Raad van Toezicht ook nog de voorafgaande goedkeu ring van de Centrale Bank noodig heeft. Voor het uit leenen van gelden hebben de beheerders eener Boeren leenbank de voorafgaande goedkeuring van het Bestuur der Centrale Bank noodig in de volgende gevallen: a. voor voorschotten voor langer dan tien jaren, indien zij een bedrag van duizend gulden te boven gaan (art. 49 1 6); b. voor hypothecaire voorschotten, ongeacht hun looptijd, indien zij het bedrag van tweeduizend gul den te boven gaan. Deze bepaling is destijds ge maakt om te voorkomen, dat Boerenleenbanken zonder voorafgaande goedkeuring der Centrale

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 5