3903 Deze afgrenzingen der bestuursbevoegdheid zullen wij achtereenvolgens nader beschouwen en wel aller eerst: I. Voorzoover zij in de statuten zelve zijn vastgelegd. Daartoe dienen wij na te gaan niet alleen wat in de statuten formeel en met even zooveel woorden is vast gelegd, doch ook wat uit den geheelen opzet en geest der statuten volgt. In de statuten wordt bepaald, dat het doel der Boe renleenbank is ter verbetering van het landbouwbedrijf aan vertrouwbare leden het noodige geld voor te schie ten, (art. 2), terwijl de leden, voorzoover de middelen der bank toereikend zijn, aanspraak kunnen maken op voorschotten en credieten in loopende rekening onder nader te bepalen voorwaarden (art. 11). Vervolgens wordt aan het Bestuur opgedragen toe te zien, dat alleen gelden uitgeleend worden aan oppassende land bouwers, leden der Boerenleenbank en tot werkelijke verbetering, instandhouding of ter voorkoming van achteruitgang van hun bedrijf en aan rechtspersoon lijkheid bezittende vereenigingen ten bate van den land bouw opgericht (art. 47). Uit dit alles volgt, dat het Bestuur eener Boerenleen bank bevoegd is op eigen verantwoordelijkheid gelden uit te leenen aan leden ter voorziening van het noodige bedrijfscrediet voor het door hen uitgeoefende land- of tuinbouwbedrijf en mits de middelen der bank zulks toelaten. Tot uitleeningen voor andere doeleinden dan om het land- en tuinbouwbedrijf te verbeteren, in stand te houden of voor achteruitgang te behoeden is het Bestuur eener Boerenleenbank zonder meer niet be voegd. Het verstrekken van gelden ter voorziening van een lid van middelen, die niet voor bedrijfscrediet zijn be stemd, doch die dienen voor het aankoopen van gronden, het bouwen van boerderijen, het uitzetten van kinde ren in een bedrijf, valt dus niet onder de uitsluitende bevoegdheid van het Bestuur eener Boerenleenbank,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 3