3902 Het verkenen van Voorschotten en Credieten. Zooals in artikel 26 3° van de model-Statuten der plaatselijke Boerenleenbanken staat aangegeven, be hoort het tot de taak van het Bestuur eener Boeren leenbank om te beslissen over het verleenen van voor schotten en credieten in loopende rekening. Het ligt in de bedoeling in eenige vervolgartikelen de voor naamste onderdeelen welke bij het uitleenen van gelden van belang zijn in groote lijnen te behandelen, teneinde de plaatselijke beheerders nog eens eene beknopte samenvatting te geven van hetgeen in den loop der jaren in de „Mededeelingen", op cursussen en bij an dere gelegenheden met betrekking tot de uitleeningen der Boerenleenbanken is gezegd. Wanneer de statuten in artikel 26 aan het Bestuur opdragen te beslissen over het verstrekken van voor schotten of credieten, dan wil dat uiteraard niet zeg gen, dat het plaatselijk Bestuur geheel vrij is om tot willekeurige bedragen en looptijden of tegen willekeurige dekking gelden uit te leenen. Ware de bevoegdheid tot het uitleenen van gelden zoo onvoorwaardelijk in han den van het plaatselijk Bestuur gesteld, dan zou de waarborg voor de hoofdelijk aansprakelijke leden der Boerenleenbanken wel zeer gering zijn. Neen, de statu ten der Boerenleenbanken geven de noodige grenzen en beperkingen aan, waarbinnen het Bestuur zijne be voegdheden mag uitoefenen en wij dienen dus vóór alles na te gaan hoever de bevoegdheden gaan, welke door de statuten aan het Bestuur worden gegeven met betrek king tot het verstrekken van leeningen. Wij zien dan dat op vierderlei wijze het terrein van de bevoegdheid van het Bestuur beperkt wordt: I. door de statuten rechtstreeks, II. door inschakeling van de Algemeene Vergadering. III. door inschakeling van den Raad van Toezicht, IV. door inschakeling van de Centrale Bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 2