3910 king, dus juist op het oogenblik, dat de leenbank hare reserves noodig heeft om risico's op uitgeleende gel den te dekken, deze reserves ineenschrompelen door daling der grondprijzen. En ik kan mij voorstellen, dat een bankbestuur, dat nu eenmaal ook met kwade kan sen moet rekening houden, er op dien grond niet toe mag overgaan zijn reserves aan de risico's van den grondeigendom bloot te stellen. Daarbij komt nog, dat de reserves der leenbanken veelal reeds op andere wijze zijn belegd. En vragen wij ons af, hoe, dan meenen wij te weten, dat de Cen trale Bank zich steeds tot taak heeft gesteld direct en indirect de bedrijven van den georganiseerden land bouw met crediet te helpen. Ik denk aan zuivelfabrie ken, aan- en verkoopvereenigingen, veilingen, land- bouwonderwijsinrichtingen enz. En ik meen te weten, dat aan de plaatselijke leenbanken, die over flinke reserves beschikken, zeer dikwijls is toegestaan deze reserves op iets vastere wijze dan de bedrijfsvoorschot- ten te beleggen, n.1. in wat langer loopende hypothe caire grond- en bouwcredieten voor onze boeren. Al dus worden ook de reserves zoo productief mogelijk gemaakt voor het boven aangegeven doel. Wij zien dus van den eenen kant dat de Centrale Bank in haar beheer gebonden is door regels van goed beleid niet alleen, maar daarnaast door hare statuten. Te allen tijde moet zij in staat zijn om de haar toe vertrouwde gelden te kunnen teruggeven, wanneer de plaatselijke banken deze namens haar spaarders terug- eischen. Nemen wij al deze beperkingen van statutairen en natuurlijken aard in acht en stellen wij voorop, dat het verkavelen, het in eigendom bezitten en het in pacht of erfpacht geven van gronden allereerst eene over heidstaak is, dan mogen wij toch de vraag stellen in hoeverre het coöperatief landbouwcrediet eene bijzon dere taak heeft bij het stichten van eigen boerderij plaatsen als in den aanvang van dit artikel bedoeld

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 10