3845 waarvoor in verband met de crisis voor het oogenblik geen emplooi bestond. Ofschoon deze gelden door de spaarbanken over het algemeen zooveel mogelijk ge weerd worden, heeft de toenemende geldruimte deze tendens in 1936 en vooral ook in 1937 waarschijnlijk versterkt. Daartegenover kan worden aangenomen, dat door de groote belangstelling voor de fondsen- markt sinds October 1936 een deel van deze saldi terug getrokken en in effecten belegd is. Terwijl in 1935 het telkens wederkeerende wantrouwen tegen den gulden tot uiting kwam in een versterkte terugtrekking van spaargelden, heeft de depreciatie van ons betaalmid del in 1936 geen noemenswaardige verhooging dei- terugbetalingen veroorzaakt. Veeleer zijn de inlagen, blijkens de maandcijfers van de R. P. S. en 40 bijzon dere spaarbanken, gedurende de laatste maanden van het jaar toegenomen. In den loop van 1937 is dit in nog sterkere mate het geval geweest, hetgeen naast de groote geldruimte waarschijnlijk het gevolg was van de conjunctuurverbetering hier te lande. STATISTIEK. Saldo te goed op het einde van: Jaar bij de Rijks bij bijzondere bij de Boeren Totaal postspaarbank spaarbanken leenbanken 1900 84.000.000 79.000.000 211.000 163.000.000 1910 164.000.000 110.000.000 30.000.000 304.000.000 1920 272.000.000 216.000.000 238.000.000 726.000.000 1930 375.000.000 429.000.000 480.000 000 1.284.000.000 1931 439.000.000 449.000.000 457.000.000 1.345.000.000 1932 511.000.000 446.000.000 421.000.000 1.378.000 000 1933 528.000.000 465 000.000 418.000 000 1.411.000 000 1934 539.000.000 484.000.000 426.000.000 1.449.000.000 1935 540.000.000 484.000.000 423.000.000 1.447.000.000 1936 545.000.000 495.000.000 423.000.000 1.463.000.000

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1938 | | pagina 9