3324
omwisselen in 3V2% of 3% stukken, doch er de voor
keur aan geven de vrijkomende gelden bij de aangeslo
ten Boerenleenbanken en andere spaarinstellingen te
plaatsen. Het is niet onwaarschijnlijk, dat bij de binnen
afzienbaren tijd te verwachten conversie der Neder-
landsche Staatsleeningen wederom in zeer sterke mate
vrijkomende gelden door inleggers bij onze Boeren
leenbanken zullen worden aangeboden.
Wij wezen er vroeger reeds op (Maandelijksche Me-
dedeelingen nr. 248 van April 1937), dat dergelijke inla
gen veelal voor onze Boerenleenbanken niet wensche-
lijk zijn, voor zoover zulke gelden te weinig een blij
vend karakter vertoonen, doch vluchtig en ongedurig
van aard en daardoor voor de stabiliteit onzer organi
satie nadeelig zijn. Onze organisatie heeft vóór alles
behoefte aan rustige gelden, die niet bij de eerste ge
legenheid, welke zich biedt om op andere wijze eene
hoogere rente te maken, door den inlegger worden op
gehaald. Ook andere spaarinstellingen (bijv. particu
liere spaarbanken) weren dergelijke ongedurige inla
gen, terwijl de Rijkspostspaarbank voor spaartegoeden
ten name van één persoon boven 2.500.geen rente
vergoedt.
Waar een groot deel der in bet afgeloopen jaar toe
gevloeide spaargelden en van den nog te verwachten
toevloed een ongedurig karakter hebben, kunnen nóch
de plaatselijke Boerenleenbanken, nóch onze Centrale
Bank al deze middelen in voldoende mate rentegevencl
beleggen, hetgeen tengevolge beeft, dat de Centrale
Bank door den toevloed van spaargelden bij de plaat
selijke Boerenleenbanken groote bedragen vrijwel ren
teloos op korten termijn heeft aan te houden, waar
over zij aan de plaatselijke Boerenleenbanken thans
3% (na 1 Januari 1938 2)4/o) rente vergoedt.
Wij zijn daarom genoodzaakt de navolgende rente
wijzigingen aan te kondigen:
a. Ingaande 1 Juli 1938 wordt de creditrente voor di
rect opvorderbaar geld verlaagd van 2)4% op
2.64%. Tot 1 Juli 1938 blijft dus 2)4% gelden.