3831
van de Boerenleenbank als spaarbank op ruime
schaal door het plaatsen van ongedurig geld wen-
schen te profiteeren! Al hebben de leden, zooals
boven gezegd, als spaarders voorrang, dit wil niet
zeggen, dat zij tot elk bedrag voorrang hebben. Zij
mogen de niet-leden toch niet op onredelijke en
voor de Boerenleenbank op den duur schadelijke
wijze als inleggers verdringen.
3. De plaatselijke besturen dienen er zich van bewust
te zijn, dat zij bij het aannemen en weigeren van
spaargelden een volkomen objectief en eerlijk
standpunt hebben in te nemen, daarbij alleen het
belang van de Boerenleenbank in het oog houdend
Elk plaatselijk bestuur zal voor zichzelf in deze
een gedragslijn hebben vast te stellen, doch tevens
hebben zorg te dragen, dat door een al te stroeve
behandeling de menschen niet van de Boerenleen
bank verwijderd worden. Vandaar, dat het voor de
Boerenleenbanken nuttig zal zijn, dat in hare eerst
volgende Algemeene Vergadering aan art. 10 van
het Huishoudelijk Reglement de volgende bepaling
wordt toegevoegd:
„8e. Het Bestuur is nochtans in het belang dei-
Boerenleenbank bevoegd te bepalen, boven
welke bedragen (geval voor geval door het
Bestuur te bepalen) lagere renten over inleg-
gelden worden vergoed dan hierboven in dit
artikel zijn vastgesteld".
De toevoeging van deze bepaling is tevens ge-
wenscht, daar de Centrale Bank, zooals boven aan
gegeven, nadrukkelijk de mogelijkheid wenscht
open te houden om zoo noodig de rentevergoeding
voor de z.g. „overschotsaldo's" op zeer korten ter
mijn te wijzigen.
4. De plaatselijke beheerders kunnen bij dit alles in
het oog houden, dat de commercieele banken over
saldo's van eenige beteekenis slechts een rente van
V& a 34% vergoeden, waarmede bij de bepaling van