3816 Kassier: Dat klopt. De Centrale Bank schrijft ons dat ingeval van onwil van een of meer der erfgena men de bank nog slechts gedurende 6 maanden het faillissement der nalatenschap kan uitlokken. Nu weet ik wel, dat wij dit machtsmiddel tegenover de erven Jansen niet hoeven te gebruiken, want het zijn zeer goedwillende menschen.... Directeur: Maar wij kunnen beter den zekeren dan den minder zekeren weg bewandelen. Vanzekeren: Bovendien zeg ik maar zoo, wanneer de zaak niet binnen zes maanden na overlijden is gere geld dan moet ze toch zeker binnen 12 maanden zijn geregeld. Zien wij dus thans de zaak niet onder oogen dan moeten wij dat over een paar maanden toch doen. Ik herinner me dat van den cursus. Kassier: Ja, de Centrale Bank schrijft, dat twaalf maanden na overlijden de erfgenamen niet meer geza menlijk ten boedelhuize kunnen worden aangesproken, doch ieder afzonderlijk op zijn eigen woonplaats moet worden aangesproken. Is dus binnen het jaar na over lijden de zaak nog niet definitief geregeld, dan kunnen er zeker wanneer er minderjarigen zijn of erfgena men die buitenslands wonen veel moeilijkheden komen. De Centrale Bank acht dit gevaar bij de erven Jansen wel niet groot, daar de bezittingen der nalaten schap de schulden belangrijk overtreffen, maar advi seert toch tot regeling. Vanschipperen: Maar wij hebben toch goede borgen voor het voorschot, ik zou dus zeggen, laat de zaak maar op haar beloop. Directeur: Dat is voor het oogenblik wel de gemak kelijkste weg, maar niet de beste. Wij moeten toch ééns de zaak definitief regelen en dan ben ik meer voor afwerken dan voor uitstellen. I anzekeren: Daarbij komt, dat wij ook voor de belangen der borgen moeten waken. Wanneer die ooit zouden moeten betalen dan kunnen zij op hun beurt

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1937 | | pagina 12