3797
crediet een overheerschende plaats inneemt, doch dat
deszelfs plaats op de markt voor langloopend hypothe
cair grondcrediet slechts eene zeer bescheidene is.
Daarnaast zal het landbouwcredietwezen een zakelijk
verantwoord beleid hebben te voeren, opdat het zijne
gelukkig gezonde en krachtige positie kan handhaven.
Het overgroote deel der hypothecaire leeningen op lan
delijk eigendom wordt door particulieren, verzeke
ringsinstellingen en fondsen, hypotheekbanken e.d.
verstrekt.
Wanneer in de tuinbouwstreken geklaagd wordt over
het feit, dat de rentevoet der hypotheken op tuinbouw-
gronden niet in evenredigheid daalt met dien van hy
potheken op bouw- en weiland en gebouwde eigen
dommen dan is het voor mij eene ernstige vraag of de
practijk van het stelsel van teeltvergunningen niet eens
dient te worden herzien en of het volkomen ongemoti
veerd is, dat een hypotheekhouder in een hoogeren
rentevoet eene compensatie tracht te zoeken voor de
beslommeringen, waaraan hij is blootgesteld, ook in
dien hij zijn crediteurenrechten op billijke wijze wil
doen gelden.
Ik kan er niet genoeg den nadruk op leggen, dat het
agrarische bedrijf er het allergrootste belang bij heeft,
dat het wat zijn positie van credietnemer betreft niet
in een uitzonderingspositie wordt geplaatst. Dat de
Crisislandbouwhypotheek-besluiten van Maart 1935
vaak eene niet-onbevredigende uitwerking hebben ge
had wil ik intusschen gaarne erkennen; de Hypotheek
commissie is zich er steeds van bewust geweest, dat
haar een zeer precaire taak is opgelegd.
Ik heb straks in het algemeen geconstateerd en
niemand zal mij deze stelling betwisten dat van eene
zoodanige belasting van het land- en tuinbouwbedrijf
met schuld dat het economische bestaan van de agra
rische bevolking in ernstige mate wordt belemmerd
niet kan worden gesproken, al is de belasting relatief
hooger dan vóór de crisis en al zijn er tal van gevallen
van te hoogen schuldenlast. Op grond daarvan con-