3795 wetsontwerpen voorafgaande periode zoo duidelijk en veelvuldig naar voren gebracht, dat ik ten deze niet in herhaling zal treden. Maar hoezeer dan ook eenieder ervan overtuigd is, dat het deflatietijdvak een afgesloten hoofdstuk vormt, dit neemt niet weg, dat de vraag nogal eens wordt ge steld, of niet in eenigerlei vorm overheidsmaatregelen moeten worden overwogen om den druk der schulden, die op onze land- en tuinbouwbedrijven rusten, meer in evenredigheid te brengen met de waarde en op brengsten dezer bedrijven. Meer in het bijzonder wordt er geklaagd, dat in vele gevallen particuliere geldge vers niet voldoende medewerken aan renteverlaging en dat tal van bedrijven hetzij overbelast of althans zeer zwaar belast zijn. Wanneer ik de uitnoodiging van het Bestuur van den Ned. Boerenbond voor deze inleiding goed heb begrepen, dan is het de bedoeling dat meer in het bijzonder ook deze kwestie onder het oog wordt gezien. Ik meen voorop te mogen stellen, dat het schulden- vraagstuk van onzen land- en tuinbouw momenteel zeker niet van dien aard is, dat van een overbelasting als algemeen verschijnsel kan worden gesproken. Het moge waar zijn, dat de bedrijven thans in verhouding tot hun waarde en tot hun opbrengsten zwaarder zijn belast dan vóór de crisis, ook zijn er tal van bedrijven zeer zwaar of te zwaar belast, doch eene overbelasting als algemeen voorkomend verschijnsel valt niet te con- stateeren. Vanaf het moment nu, dat eene overbelasting als algemeen verschijnsel niet valt waar te nemen, is elk dwingend ingrijpen van bovenaf in de verhouding de- diteurcrediteur naar mijne meening af te wijzen. Wanneer ik zeg, dat van eene overbelasting als alge meen verschijnsel niet kan worden gesproken, dan ver sta ik daaronder, dat de belasting der land- en tuin bouwbedrijven met schulden geen verschijnsel is, dat in het algemeen de agrarische bevolking in haar wel- vaartsstreven op onoverkomenlijke wijze belemmert,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1937 | | pagina 7