3739
Met U geachte vergadering, betreur ik het levendig,
dat de heer van Voorst tot Voorst wegens ziekte niet
in staat is om deze vergadering bij te wonen. Zoo
gaarne had ik het in zijne aanwezigheid gezegd wat ik
nu zeg alleen aan U, dat de heer van Voorst tot Voorst
door mij al jaren lang gekend wordt als iemand, die van
heeler harte zich wijdt aan de zaak welke zijn belang
stelling en aandacht heeft getrokken. In verschillende
functies mocht ik samenwerken met zonen uit het ge
slacht van Voorst tot Voorst en altijd heeft het mij
getroffen hoe hun levensregel is: trouw en toewijding.
Niet trouw alleen, trouw aan het beginsel en aan de
zaak welke zij dienen maar dat handhaven van het be
ginsel ook en dat dienen van die zaak ook met een
voorbeeldige toewijding, die hen voor geen moeiten en
geen zorgen doet terugschrikken om hun taak zoo be
hoorlijk mogelijk te vervullen. Een van die rasechte
zonen uit dat oud-vaderlandsche geslacht is aangesteld
als onder-voorzitter van het bestuur. Ik wensch hem
hartelijk geluk en sluit mij aan bij de bede, welke in
de Mededeelingen voorkomt en welke heden hier is
herhaald, dat hij spoedig van God zijn volle gezond
heid moge terugkrijgen en dat hij nog lange jaren zijn
goede krachten ook aan de belangen van de C entrale
Boerenleenbank mag wijden.
Ook tot U, hooggeachte heer Voorzitter van het Be
stuur, Mijnheer Fleskens, mag ik een woord van harte-
lijken gelukwensch richten. Vijf en twintig jaren zijt
gij in de leiding van deze belangrijke financieel sociaal-
economische instelling. De zeventien laatste jaren be-
kleedt gij den moeilijken en verantwoordelijken post
van Voorzitter van het Bestuur. Zwaar en verantwoor
delijk werk hebt gij in die hoedanigheid verricht. De
crisisjaren hebben dubbel hun invloed doen gelden op
de zwaarte en de verantwoordelijkheid van die taak.
Alsof het nog niet genoeg ware heeft Uwe Centrale
Boerenleenbank in den tijd, dat gij mede in de leiding
zijt, ernstige verliezen geleden door het overlijden van
haar beste medewerkers. Groote moeilijkheden in